e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Munstergeleen

Overzicht

Gevonden: 2500
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bok van het rijtuig bok: bǭk (Munstergeleen), zitje: zetjǝ (Munstergeleen) Zitplaats voor de koetsier of de voerman. Alleen bij het rijtuig vormt de bok een vast onderdeel. Bij de kar en de wagen wordt soms een plank tussen de berries gelegd die als ge√Ømproviseerde zitplaats dient. Uit vragenlijst N 101, waar gevraagd werd naar de zitplaats van de voerman van een rijtuig, kwamen vrijwel uitsluitend opgaven van het type bok. [N 17, 38a-b + 40 + add; N G, 58d; N 101, 18a; monogr.] I-13
bolhoed: algemeen bolhoed: bolhood (Munstergeleen) bolhoed [N 25 (1964)] III-1-3
bolhoed: spotnamen dop: den dop (Munstergeleen) bolhoed: spotbenamingen [ketspeng, tiets, hardhoutere] [N 25 (1964)] III-1-3
bont als apart kledingstuk pels: pels (Munstergeleen) bont, zachtharig dierenvel (das, vos, e.d.) als los kledingstuk [poes, pels, mansjel] [N 23 (1964)] III-1-3
bont geruite langwerpige omslagdoek bonte plag: bòntje plak (Munstergeleen) omslagdoek, bont geruite langwerpige (stola-achtige) ~ voor meisjes [bonte nuzzik] [N 25 (1964)] III-1-3
bonte kraai grijze kraai: grieskrao (Munstergeleen) Hoe heet de bonte kraai? [DC 06 (1938)] III-4-1
bontkraag pelskraag: pelskraag (Munstergeleen) kraag van bont [N 23 (1964)] III-1-3
bontmantel pelsmantel: palsmantjel (Munstergeleen) bontmantel [N 23 (1964)] III-1-3
boom (alg.) boom: boum (Munstergeleen), buim (mv.): buim (Munstergeleen) boom [SGV (1914)] || boomen (mv.) [SGV (1914)] III-4-3
boomgaard fruitwei: frøͅi̯t[wei} (Munstergeleen), wei: wei}* (Munstergeleen) I-7