19179 |
verstandig |
verstandig:
verstenjig (Q022p Munstergeleen)
|
verstandig [SGV (1914)]
III-1-4
|
17625 |
verstandskies |
verstandskies:
vərstjantskies (Q022p Munstergeleen)
|
verstandskies (oogtand, baktand) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
29941 |
verstekhaak |
tumphaak:
tømphǭk (Q022p Munstergeleen)
|
Haak waarvan de armen een hoek van 450 vormen. Zie ook afb. 3. [N 30, 13b; monogr.]
II-9
|
33394 |
verstelbaar luik boven de varkenstrog |
voerklep:
vōrklęp (Q022p Munstergeleen)
|
Boven de varkenstrog bevond zich vaak een verstelbaar voerluik. In L 360 kende men geen luik maar een scherm in de vorm van een rechtopstaande plank. [N 5A, 60e]
I-6
|
29112 |
verstellen |
uitstukkeren:
ūtštøkǝrǝ (Q022p Munstergeleen)
|
Een lap op de scheur in het kledingstuk naaien of het verstellen of oplappen. [N 62, 43a; N 62, 21b; Gi 1.IV, 50; S 36; MW]
II-7
|
18140 |
verstuiken |
verstuiken:
versjtøke (Q022p Munstergeleen),
verstøk (Q022p Munstergeleen)
|
verstuiken [SGV (1914)] || verstuikt [SGV (1914)]
III-1-2
|
32577 |
verteerde mest |
korte mest:
kǫrtǝ [mest] (Q022p Munstergeleen)
|
De termen in dit lemma zijn voor het merendeel van toepassing op mest die lange tijd het onderste of het binnenste deel van de mesthoop heeft gevormd en daardoor goed verteerd is: mest van hoge kwaliteit, die gemakkelijk in kleine delen uiteenvalt. Het onderste uit de mestkuil is vaak zo brokkelig dat het niet met de riek kan worden opgenomen. Deze mest wordt veelal als weidemest gebruikt. Voor sommige termen zie men dan ook het lemma compost. De termen aan het einde van het lemma hebben betrekking op oude, uitgedroogde mest die zijn kwaliteit grotendeels verloren heeft. [N M, 10a; N 11, 27 add.; N 11A, 4a + 4c + 36 + 37; JG 1a + 1b add; div.]
I-1
|
30024 |
verweerde kalk |
verbrande kalk:
vǝrbrɛndǝ kalǝk (Q022p Munstergeleen)
|
Ongebluste kalk die langdurig aan vochtige lucht werd blootgesteld en daardoor met water en koolzuur is verzadigd. Verweerde kalk blust zeer moeilijk. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Kalk blussen'. [N 30, 29b; monogr.]
II-9
|
30026 |
verzopen kalk |
fors gebrand:
fǫrš ˲gǝbrɛnt (Q022p Munstergeleen)
|
Kalk waaraan tijdens het blussen teveel water is toegevoegd waardoor deze te sterk afkoelt. [N 30, 34; monogr.]
II-9
|
30014 |
verzopen mortel |
natte spijs:
nātǝ [spijs] (Q022p Munstergeleen)
|
Mortel waar teveel water in is verwerkt. Zie voor de fonetische documentatie van het woord '(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 43a; monogr.]
II-9
|