18277 |
vest |
kamizool (<fr.):
kamezoal (Q022p Munstergeleen),
kammezaol (Q022p Munstergeleen)
|
herenvest zonder mouwen met knopen [wes, west, weemeske, kolder, kamezool, zjielle, ziep, sentje [N 23 (1964)] || vest (kleedingstuk) [SGV (1914)]
III-1-3
|
18533 |
vestzakje |
kamizooltasje (<fr.):
kammezaoltesjke (Q022p Munstergeleen)
|
vestzakje [ziepzekse, weemesteske, vestjestes] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33756 |
veulen |
veulen:
vø̄lǝ (Q022p Munstergeleen)
|
Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.]
I-9
|
20574 |
vieruursboterham |
achterunjere:
achter ōōnjərə (Q022p Munstergeleen)
|
namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 15 tot 16 uur [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
25354 |
vijl |
vijl:
vīl (Q022p Munstergeleen)
|
In het algemeen een staafvormig stalen werktuig met inkepingen voor het bewerken, slijpen of gladmaken van harde materialen. Zie ook het lemma ɛvijlɛ in wld II.11, pag. 69. Het materiaal hier vormt een aanvulling op dit lemma.' [S 40; A 14, 12a, add.; monogr.]
II-12
|
24961 |
vijver |
wijer:
wijǝr (Q022p Munstergeleen)
|
Kleine, natuurlijke of (meest) gegraven, vaak omsloten waterplas. Vroeger groef men vaak vijvers om er vis in te houden. Tegenwoordig is de vijver vaak een deel van een park- of tuinaanleg. [R 7, 18; S 40; A 20, 1e; L 8, 47; monogr.]
I-8
|
30793 |
vilder |
vilder:
veldǝr (Q022p Munstergeleen)
|
Iemand die het villen van dood vee en paarden als beroep uitoefent. [S 40; monogr.]
II-10
|
30794 |
villen |
villen:
velǝ (Q022p Munstergeleen)
|
Vee de huid afstropen, van het vel ontdoen. [monogr.]
II-10
|
24386 |
vin |
vin:
vin (Q022p Munstergeleen),
vinne (Q022p Munstergeleen)
|
vin [SGV (1914)] || vinnen [SGV (1914)]
III-4-2
|
17825 |
vinden |
vinden:
vinje (Q022p Munstergeleen)
|
vinden [SGV (1914)]
III-1-2
|