e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Munstergeleen

Overzicht

Gevonden: 2500
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dunne zijden dameskous zijden hoos: zieëhaos (Munstergeleen) dameskousen, dunne zijden ~ [N 24 (1964)] III-1-3
dunne zwarte rouwkous rouwhoos: rouwhaos (Munstergeleen) kousen, dunne zwarte ~ gedragen in de rouwtijd [N 24 (1964)] III-1-3
durven dorren: dŏre (Munstergeleen) durven [SGV (1914)] III-1-4
duwen duwen: duje (Munstergeleen) duwen [SGV (1914)] III-1-2
dwarsbalk van de hooihark kam: kamp (Munstergeleen) De balk van de hooihark waarin de tanden zijn bevestigd; zie afbeelding 11, b. De instabiliteit van de heteroniemen wijst erop dat het begrip amper tot de eigenlijke landbouwterminologie is doorgedrongen. [N 18, 92b] I-3
dwarsdrijven in het wars drijven: in ⁄t wêsch drieve (Munstergeleen) dwarsdrijven [SGV (1914)] III-1-4
dwarsdrijver warsdrijver: wêsch driever (Munstergeleen) dwarsdrijver [SGV (1914)] III-1-4
echtgenoot man: man (Munstergeleen) [haar ~ en haar kinderen] [SGV (1914)] III-2-2
ecthyma, zere bekjes, muilschurft langmuil: laŋkmūl (Munstergeleen) Een soms goedaardige, soms ook kwaadaardige aantasting van de slijmvliezen van de mondholte, waarbij op de lippen korsten ontstaan. [N 77, 62; N 19, 68; A 48a, 49] I-12
eed eed: eid (Munstergeleen) eed [SGV (1914)] III-3-1