e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Munstergeleen

Overzicht

Gevonden: 2500
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
eekhoorn eekhoorntje: ei körke (Munstergeleen), eikŭôrke (Munstergeleen), eekkatsje: eiketske (Munstergeleen) eekhoorn [DC 07 (1939)] || eekhorentje [SGV (1914)] III-4-2
eelt, eeltknobbel kwert: kwêrt (Munstergeleen) eelt, eeltknobbel [SGV (1914)] III-1-2
eeltwrat, zweelwrat spat: špat (Munstergeleen) Wratvormige uitwassen (zweel = eelt) binnenwaarts aan de hoofdschenkels van voor- en achterpoten. Ze zijn, net als de vingerafrukken bij de mens, volkomen individueel. Men veronderstelt dat ze overblijfselen van een extra teen of aanhangsel zijn. Zie afbeelding 2.27. [A 4, 2e; L 20, 2e; N 8, 32.1, 32.3, 32.4, 32.13, 32.15 en 32.16] I-9
een ei afpellen schellen: šęlǝ (Munstergeleen) Een ei van de schaal ontdoen. [N 19, 55b; A 39, 9b] I-12
een ei schouwen bekijken: bǝkīkǝ (Munstergeleen) Men schouwt een ei om na te gaan of het bevrucht is en of het nog goed is voor consumptie. Men doet dit door het ei naar het licht te houden. Ook kan men controleren of het ei goed is door het in water te leggen. Als het zinkt, is het goed. [N 19, 56] I-12
een haan snijden snijden: šniǝ (Munstergeleen) Een haan castreren. [N 19, 60b; monogr.] I-12
een huis huren huren: hy(3)̄rə (Munstergeleen) huren [SGV (1914)] III-2-1
een huis uitzetten uitzetten: ūt˲zętǝ (Munstergeleen) De omtrek van een te bouwen huis met palen en planken uitzetten. [N 30, 24a; monogr.] II-9
een paar schoenen een paar schoenen: paar sjoon (Munstergeleen) schoenen, paar ~ [N 24 (1964)] III-1-3
een paar sokken sokken: zökke (Munstergeleen) kousen, paar ~ [zök, zökke] [N 24 (1964)] III-1-3