18371 |
andere damesschoenen |
pletjes:
[sic]
pletjes (Q022p Munstergeleen),
slipper:
sjlippers (Q022p Munstergeleen)
|
damesschoenen; inventarisatie overige soorten; betekenis/uitspraak [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18260 |
andere nachtkleding: nachtjas |
bedjasje:
bédjeske (Q022p Munstergeleen)
|
nachtkleding: inventarisatie overige soorten; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)]
III-1-3
|
19312 |
angst |
angst:
angs (Q022p Munstergeleen)
|
angst [SGV (1914)]
III-1-4
|
21251 |
anker |
anker:
anker (Q022p Munstergeleen)
|
anker [SGV (1914)]
III-3-1
|
20638 |
appelbol |
kroldebol:
kroldebol (Q022p Munstergeleen)
|
Appelbol (krollebol, kokkerebol, kollemol, zomerbroodje, appelbol, appelbroodje, ballebuuze?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33494 |
appelboom |
appelboompje:
Vraag: "appelboomjes", diminutief gelaten; enkelvoud opgenomen
appelbəmkə (Q022p Munstergeleen)
|
[DC 03 (1934)]
I-7
|
20698 |
appelmoes |
appelcompte:
appelcompot (Q022p Munstergeleen),
appelenprul:
appelepröl (Q022p Munstergeleen),
appelprul:
appelpröl (Q022p Munstergeleen),
compte:
kompot (Q022p Munstergeleen)
|
Appelmoes (appelpommee?) [N 16 (1962)] || appelmoes [trot, trut] [N 38 (1971)]
III-2-3
|
20744 |
appeltaart |
taartenpom:
taartepóm (Q022p Munstergeleen)
|
Appeltaart (tartepom?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20753 |
appeltaartje |
appelvla-tje:
appelvlééke (Q022p Munstergeleen)
|
Appeltaartje (tartepumke, toeslaag?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33100 |
aren lezen |
aren rapen:
ǭrǝ rǭpǝ (Q022p Munstergeleen),
zomeren:
zø̄mǝrǝ (Q022p Munstergeleen)
|
Het oprapen en verzamelen van de achtergebleven aren op het veld. Het was vroeger gewoonte de aren die op het pasgemaaide en geoogste veld achterbleven, te laten liggen, zodat behoeftigen deze konden verzamelen. Het was een vorm van armenzorg. [N 15, 35; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 39, 40; Lu 3, 6; R [s], 31; R 3, 68; monogr.; add. uit A 23, 16.2]
I-4
|