21000 |
hazelnoot |
hazenoot:
hazenoot (Q022p Munstergeleen)
|
hazelnoot [SGV (1914)]
III-4-3
|
19534 |
hecht van een mes |
steel:
sjteel (Q022p Munstergeleen)
|
heft [SGV (1914)]
III-2-1
|
18015 |
hees, schor |
hees:
heisj (Q022p Munstergeleen)
|
hees [SGV (1914)]
III-1-2
|
24168 |
heggenmus |
rietmus:
reetmøš (Q022p Munstergeleen)
|
Hoe heet de heggemusch? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
23208 |
heilig |
heilig:
heilig (Q022p Munstergeleen)
|
heilig [SGV (1914)]
III-3-3
|
33725 |
hek |
barrier:
brēr (Q022p Munstergeleen),
veken:
vēkǝ (Q022p Munstergeleen)
|
Algemene benaming. [N 14, 62; S 13; L 1a-m; RND 8, 20; R I, 44; R I, 45; monogr.]
I-8
|
33726 |
hek aan de ingang van een wei |
veken:
vēkǝ (Q022p Munstergeleen)
|
In dit lemma zijn vooral de antwoorden ondergebracht van de vragen naar ø̄hek aan de ingang van een weiø̄ (N 14, 67), ø̄een (toegangs)hek, gevlochten van twijgen en opgehangen tussen twee stijlen, dat in een omheining is aangebracht of op een dam (in een sloot) is geplaatstø̄ (A 25, 5a), ø̄een hek, slag- of draaiboom op een doorgang naar akker of weide, of ter versperring van een weg in privaatbezitø̄ (L 19B, 6). [N 14, 67; A 25, 5a; L 19B, 6; Vld.; JG, 2c; monogr.]
I-8
|
19488 |
hek, poortje |
barier:
breer (Q022p Munstergeleen),
veken:
vêke (Q022p Munstergeleen)
|
hek [SGV (1914)]
III-2-1
|
19915 |
hemel |
hemel:
hemel (Q022p Munstergeleen)
|
hemel [SGV (1914)]
III-3-3
|
34474 |
hen met kuikens |
proek:
pruk (Q022p Munstergeleen)
|
Kip die rondloopt met kuikens. Zie afbeelding 9. [A 6, 1c; A 28, add.; L 22, 22; Gwn 5, 15 add.; NE II, 11; L B2, 320; R 3, 40; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.]
I-12
|