e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L288p plaats=Nederweert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
krent krent: Krîntemik, krîntekook  krînt (Nederweert) krent III-2-3
krentenbol brioche (fr.): Fr. brioche Verklw. briejöske, briejosje  briejosj’ (Nederweert), krentenbol: Syst. WBD  krintebol (Nederweert) krentebroodje met suiker geglazuurd || Krentenbroodje, krentenbol (krintenbol, briosj, krennee, krennie?) [N 16 (1962)] III-2-3
krentenbrood krentenbrood: krintebroeèt (Nederweert), krentenmik: krintemik (Nederweert), Syst. WBD  krintemik (Nederweert, ... ), rozijnenmik: Syst. WBD  rozienemik (Nederweert) krentenbrood [SGV (1914)] || Krentenbrood (krintemik, kramiek, beezenbrood, rezienemik, lippert, pruukesweg?) [N 16 (1962)] || wittebrood met alleen krenten [DC 053A (1978)] III-2-3
kreunen kreunen: kruuène (Nederweert) kreunen [SGV (1914)] III-1-4
kreupel zijn (het is/staat) kreupel: krø̄pǝl (Nederweert) [JG 1a; N 8, 62k en 94f] I-9
kribbebijter kribbebijter: krøbǝbitǝr (Nederweert) Nerveus paard dat met de snijtanden in de kribbe of op een ander hard voorwerp bijt, de lucht hoorbaar naar binnen zuigt en kreunt. Dit leidt dikwijls tot indigestie. Een kribbebijter is te herkennen aan de sterke afslijting van de wrijfvlakken, vooral aan de voorrand der snijtanden. Een kribbebijter zuigt wel lucht op; het woord is echter geen synoniem van windzuiger (4.4.5). [JG 1a, 1b; A 48A, 41b; N 8, 62o en 84f; add. uit N 52] I-9
krijgen krijgen: krīēge (Nederweert) krijgen [SGV (1914)] III-3-1
kroeshaar kroeshaar: kroeshòòr (Nederweert) kroeshaar [N 10 (1961)] III-1-1
krols lopetig: luîpetig (Nederweert), lopig: luipig (Nederweert), trillig: trillig (Nederweert) loops || loops, geslachtsdriftig ve kat [N C (1962)] III-2-1
krom, met bochten krom: krŏmp (Nederweert) krom [SGV (1914)] III-4-4