e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L288p plaats=Nederweert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lage, natte zandgrond lage grond: ligǝ gront (Nederweert) [N 27, 35; R 3, 5] I-8
lam lam: lām (Nederweert), lammetje: lɛmkǝ (Nederweert), schaap: sxǭp (Nederweert) Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.] I-12
lamp lamp: la.mp (Nederweert), lamp (Nederweert) lamp [SGV (1914)] III-2-1
lampenkap lampenkap: la.mpəkap (Nederweert) lampenkap III-2-1
lampenpit kousje: koͅu̯skə (Nederweert), lampenkatoen: la.mpəkətū.n (Nederweert), wiek: wēk (Nederweert) kousje van spirituslamp || lampepit [SGV (1914)] III-2-1
landjeveroveren land steken: landjstaeke (Nederweert), Sub lântstaeke. Ook: lântstaele. Door kiezen vormden zich twee partijen. Op n niet geplaveide speelplaats of n stuk zachte grond, werd een vierkant getekend met een deellijn in het midden. Op toerbeurt werd met een mes (soms vijl zonder handvat) geworpen in het vak van de tegenpartij. Bleef het mes in de grond steken dan mocht die speler een rechte lijn trekken in de richting van de stand van het mes tot aan de grens van t vak en had dan dit stuk land gewonnen. Men mocht gooien zolang men nog op één voet in eigen land kon staan. Over het laatste stuk mocht de verliezende partij éénmaal eisen dat het mes los van de gestrekte hand af werd geworpen (ook wel met de mond).  lântjstaeke (Nederweert), land stelen: Sub lântstaeke. Ook: lântstaele. Door kiezen vormden zich twee partijen. Op n niet geplaveide speelplaats of n stuk zachte grond, werd een vierkant getekend met een deellijn in het midden. Op toerbeurt werd met een mes (soms vijl zonder handvat) geworpen in het vak van de tegenpartij. Bleef het mes in de grond steken dan mocht die speler een rechte lijn trekken in de richting van de stand van het mes tot aan de grens van t vak en had dan dit stuk land gewonnen. Men mocht gooien zolang men nog op één voet in eigen land kon staan. Over het laatste stuk mocht de verliezende partij éénmaal eisen dat het mes los van de gestrekte hand af werd geworpen (ook wel met de mond).  lântjstaele (Nederweert) Landveroveren (met mes of zuulke priem). || Landveroveren (met mes) jongensspel. III-3-2
landrol rol: rǫl (Nederweert), wel: wɛl (Nederweert), welblok: wɛlblǫk (Nederweert) De vroeger houten, later ijzeren rol om aard-kluiten van geploegd land te breken, de akker vlak te maken, het zaad in de aarde vast te drukken, enz. Zie afb. 81 en 82. [JG 1a + 1b; N 11, 86; N 11A, 183 + 185; N J, 10 add.; N P, 20 add.; A 40, 9; monogr.] I-2
lang ruw haar rond buik en uier duivelshaar: dȳvǝlshǭr (Nederweert) Eerste haar dat een veulen verliest. [N 8, 23] I-9
langbenig paard klepper: klɛpǝr (Nederweert), klippel: klɛpǝl (Nederweert) [N 8, 20 en 62i] I-9
lange spruit lange spruit: lange spruit (Nederweert) De langste van de twee spruiten. Zie ook afb. 25 en 26 en de toelichting bij het lemma ɛspruitenɛ.' [N O, 52b; N O, 52a; N O, 51a; monogr; A 42A, 107 add.] II-3