| 24357 |
muis |
muis:
moes (L288p Nederweert),
moês (L288p Nederweert)
|
muis [SGV (1914)]
III-4-2
|
| 24437 |
muis (mv.) |
muis (mv.):
muuss (L288p Nederweert)
|
muizen (mv.) [SGV (1914)]
III-4-2
|
| 17663 |
muis van de hand |
muis:
mōēs (L288p Nederweert)
|
muis van de hand (het onderste, vlezige deel van de duim) [N 10 (1961)]
III-1-1
|
| 20774 |
muisjes |
muizenkeurtjes:
moêzekeûrkes (L288p Nederweert),
uitsluitend mv.
moêzekuuërkes (L288p Nederweert),
muizenkeuteltjes:
moêzekeutelkes (L288p Nederweert),
uitsluitend mv.
moêzekuuëtelkes (L288p Nederweert),
suikerkeurtjes:
Uitsluitend mv. Beschuût met sókkerkuuërkes
sókkerkuuërkes (L288p Nederweert)
|
muisjes
III-2-3
|
| 20122 |
muizen |
muizen:
moeze (L288p Nederweert)
|
muizen (ww) [SGV (1914)]
III-2-1
|
| 24926 |
mul (zand) |
mul:
möl (L288p Nederweert)
|
mul [SGV (1914)]
III-4-4
|
| 18418 |
muts: algemeen |
muts:
møts (L288p Nederweert)
|
pet, muts, klak [RND]
III-1-3
|
| 30091 |
muur |
muur:
mōr (L288p Nederweert),
mōǝr (L288p Nederweert)
|
Uit diverse materialen, bijvoorbeeld baksteen of beton, opgetrokken bouwwerk ter afscheiding of ter ondersteuning. In dit en de volgende lemmata wordt onder een 'muur' vooral een uit bakstenen samengestelde afscheiding verstaan. Het woord 'wand' wordt in het onderzoeksgebied meestal gebruikt voor een uit verticale en horizontale balken samengestelde muur die vervolgens met vlechtwerk of metselwerk wordt opgevuld. Zie ook de paragraaf over het vak- en vlechtwerk. Worden in een gebouw een of meer kelders aangebracht, dan worden de muren die de kelder omsluiten geheel van harde metselsteen en waterdichte mortel opgetrokken. Een muur die boven de grond wordt opgemetseld, noemt men een 'opgaande muur'. Bij de muren van gebouwen onderscheidt men buiten- en binnenmuren en de voor-, zij- en achtergevel, de muren die respectievelijk de voorzijde, de zijkant en de achterzijde van het bouwwerk vormen. [N 31, 32a; S 25; L 1 a-m; L 6, 41b; L 12, 5; monogr.; Vld]
II-9
|
| 24506 |
muurbloem |
fliertje:
cheirantus cheiri
fleerkes (L288p Nederweert)
|
muurbloem, soort
III-4-3
|
| 30205 |
muurplaat |
muurplaai:
mō.rplāj (L288p Nederweert)
|
Zie kaart. De plank of balk waarmee de buitenmuur aan de bovenzijde wordt afgedekt en waarop het dakgebint rust. Muurplaten worden met behulp van ankers aan de muur bevestigd. Zie ook afb. 49b. Zie voor het woorddeel -worm in het woordtype onderworm ook het lemma 'Gording'. [N 4A, 14g; N 54, 156; monogr.; div.]
II-9
|