23324 |
naar de kerk |
naar de kerk:
nao de kerk (L288p Nederweert)
|
naar [~ de kerk] [SGV (1914)]
III-3-3
|
20403 |
naar iemand vernoemen |
vernoemen:
verneûme (L288p Nederweert)
|
naar iemand noemen
III-2-2
|
34013 |
naar links |
haar:
hār (L288p Nederweert)
|
Voermansroep om het paard naar links te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95 c, 95d en 96; L 1 a-m; L B 2, 255; L 26, 2; L 36, 81c; S 12; monogr.]
I-10
|
34014 |
naar rechts |
hot:
hōǝt (L288p Nederweert),
hǫt (L288p Nederweert)
|
Voermansroep om het paard naar rechts te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95a en 96; L 1 a-m; L B 2, 256; L 26, 2; L 36, 81d; S 12; monogr.]
I-10
|
24213 |
nachtegaal |
nachtegaal:
nauchtegaal (L288p Nederweert),
nāāchtegaal (L288p Nederweert),
ouder dan nachtegaal
nauchtegaal (L288p Nederweert),
spaanse pappeguut:
spaanse pappeguût (L288p Nederweert)
|
nachtegaal [SGV (1914)] || nachtegaal (16,5 bekend; kleine bruine vogel met rossige staart; vrij zeldzame zomervogel; verborgen levend; beroemd om de zang [N 09 (1961)] || nachtegaal, verbasterde
III-4-1
|
19796 |
nachtkastje |
nachttafeltje:
naxtø͂ͅfəlkə (L288p Nederweert)
|
nachtkastje
III-2-1
|
24214 |
nachtzwaluw |
geitenmelker:
geitemelker (L288p Nederweert),
geitemèlker (L288p Nederweert),
geîtemêlleker (L288p Nederweert),
nachtratel:
nachtraatel (L288p Nederweert, ...
L288p Nederweert)
|
nachtzwaluw || nachtzwaluw (27 vrij zeldzame zomervogel; meest op de hei; bruin met allerlei streepjes en vlekjes; overdag onvindbaar; maakt geen nest; roep ratelend [errrrrr-orrrrr] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
18937 |
nadeel |
schade:
schaaj (L288p Nederweert)
|
nadeel [SGV (1914)]
III-1-4
|
34179 |
nageboorte van de koe |
rein:
rɛi̯n (L288p Nederweert)
|
[N 3A, 57a; JG 1a, 1b; A 33, 19b; monogr.]
I-11
|
33881 |
nageboorte van het paard |
laken:
lākǝ (L288p Nederweert),
rein:
ręi̯n (L288p Nederweert)
|
Moederkoek die na de geboorte van het veulen afkomt. [A 33, 19a; N 8, 54 en 55]
I-9
|