e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L288p plaats=Nederweert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ragebol spinnenjager: spenəjēgər (Nederweert, ... ) raagbol [SGV (1914)] || ragebol III-2-1
rammelaar rekel: ook: remmel  raekel (Nederweert) konijn, mannetje III-2-1
rammelen rakelen: raokele (Nederweert), (ei raokeliesder).  raŏkele (Nederweert) rammelen III-4-4
rank iel: iel (Nederweert), leien (mv.): mv.  leî-je (Nederweert), tek (mv.) van de wingerd: tek van unne viegert (Nederweert) rank [SGV (1914)] || ranken || ranken (v.e. wingerd) [SGV (1914)] III-4-3
rank paard (een) luxe: lyks (Nederweert) Gezegd van een slank, snel paard, dat vaak als rijdier wordt gehouden. [JG 1a; N 8, 20 en 62l] I-9
ranken van de wingerd leire: bijv. bonenleie  leie mv (Nederweert), takken: tek (Nederweert) [SGV (1914)] I-7
ransuil grote katuil: grôête katuul (Nederweert, ... ), kransuil: (k)ransuul (Nederweert) ransuil || uil: ransuil (36 oorpluimpjes, bijna alleen in mastbossen; broedt in oud kraaienest; roep [oe-oe-oe-oe] [N 09 (1961)] III-4-1
rapen rapen: rāpǝ (Nederweert) De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d] I-5
rasp rasp: rasp (Nederweert), raspel: raspəl (Nederweert) rasp [SGV (1914)] III-2-1
raspen raspen: raspe (Nederweert) raspen (w.w.) [SGV (1914)] III-2-1