e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L288p plaats=Nederweert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sneeuwx sneeuw: snieë (Nederweert), sniê (Nederweert), snîê (Nederweert) sneeuw [RND], [SGV (1914)] III-4-4
snijbonen snijbonen: snéjboṇ (Nederweert) Hoe noemt u: snijboon (scheiboon, snipperboon) [N 71 (1975)] I-7
snijwonde snee: ene sneej (Nederweert), enne snee‧j (Nederweert), un sneej (Nederweert), unne sneej (Nederweert), sneetje: snee:ike (Nederweert) snee in de vinger [N 07 (1961)] III-1-2
snikken snoffen: snoffe (Nederweert, ... ) snikken [snoffe] [N 10 (1961)] III-1-4
snip, algemeen snep: snep (Nederweert), snip: snup (Nederweert) snip III-4-1
snoepen snoepen: snobbe (Nederweert), snöbe (Nederweert), snokken: Inne vastetiêt mogdje sondus oet eur vastetrummelke snokke  snokke (Nederweert) snoepen [SGV (1914)] III-2-3
snoepgoed slok: slók (Nederweert), sneuk: Hejje gooje snuîk in hoês Verklw. snuikske ¯ne Snuikbaer  snuîk (Nederweert), snoep: snóp (Nederweert) snoep III-2-3
snoepje babbeltje: babbeltje (Nederweert), lekkertje: uitsluitend verklw.  lekkerke (Nederweert), Zek, Hanne, mosse-n-¯n lekkerke vör ¯t vâstetrummeltje: Hanneke, wil je een snoepje voor het vastentrommeltje  lekkerke (Nederweert), sneukje: Uitsluitend verklw.  snuikske (Nederweert), Vroeger met rijmpje erbij ingesloten Uitsluitend verklw.  uûlevel’ke (Nederweert), zuurtje: Uitsluitend verklw.  zoertje (Nederweert) snoepje || snoepje, babbelaar || zuurtje || zuurtje in papiertje gewikkeld III-2-3
snoer voorslag: vø̄rslāx (Nederweert, ... ) Bewegend deel van de zweep dat aan de steel bevestigd is. Een aantal informanten verdeelt het snoer nog in een onderste gedeelte dat aan de stok bevestigd is, en een dunner (gevlochten) gedeelte, waaraan de kletsoor bevestigd is. De benamingen die met zekerheid refereren aan dat dunnere gedeelte, worden apart vermeld. [N 13, 95b; S 47; R 14, 20; monogr.] I-10
snor scharensliep: schieresliep (Nederweert) sprinkhaanrietzanger / snor (12,5 / 14 zeer verborgen levend in riet en struiken; alleen krekelachtig snorrend geluid is te horen; een soort leeft in hoogveen-, de andere in laagveenmoerasjes [N 09 (1961)] III-4-1