e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L288p plaats=Nederweert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stoel stoel: stōl (Nederweert, ... ) stoel [SGV (1914)] III-2-1
stoelpoot stumper: stø.mpər (Nederweert) poot van stoel III-2-1
stoep steenweggetje: steinweegske (Nederweert) stoep [SGV (1914)] III-3-1
stoep, trottoir steenwegje: steinweegske (Nederweert) stoep [SGV (1914)] III-2-1
stof stof: stoof (Nederweert) stof [SGV (1914)] III-2-1
stof afnemen stof afdoen: stoof afdoan (Nederweert) stoffen (ww.) [SGV (1914)] III-2-1
stof, zandx muf: mouf (Nederweert), (s.m.). Bijvoorbeeld: t es haol mouf, ge kóntj der neet door fietse t moufdje dr = t ging er heef toe  mouf (Nederweert), pof: póf (Nederweert), (s.m.)  pof (Nederweert), stof: stoeëf (Nederweert), stoof (Nederweert, ... ), BNO.  stoôf (Nederweert) rul zand, stuifzand, stof || stof [SGV (1914)] || stof (vuil) || stof in het huishouden || stof, stuifzand III-4-4
stofblik blik: blēk (Nederweert, ... ) blik (van stoffer en ~) [SGV (1914)] || stofblik III-2-1
stofdoek stoflap: stōflap (Nederweert, ... ), stoͅflap (Nederweert) stofdoek III-2-1
stolp stolp: stölp (Nederweert) stolp [SGV (1914)] III-2-1