e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L288p plaats=Nederweert

Overzicht

Gevonden: 3221
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gevoelig (zijn) gevoelig: geveulig (Nederweert) gevoelig [SGV (1914)] III-1-1
gewas gewas: gǝwas (Nederweert) Collectief voor hetgeen verbouwd of geteeld wordt op het veld. [L 1, a-m; S 20; monogr.] I-4
gewone spurrie spurrie: spø̜ri (Nederweert) Spergula arvensis L. Een 15 tot 40 cm hoge plant met rechtopstaande stengels en smalle, priemvormige bladeren in kransen en kleine witte bloempjes. Spurrie bloeit van juni tot september en wordt vooral op zandgronden als veevoeder gekweekt. [N Q, 2; JG 1a, 1b; L A1, 245; R 3, 28; monogr.] I-5
gewoonte gewoonte: gewuuëndje (Nederweert) gewoonte III-1-4
gewricht gewerf: gewerf (Nederweert), gewricht: gevricht (Nederweert), gevricht(e) (Nederweert) gewricht [SGV (1914)] || gewricht, gewrichten (draaipunt in het beenderstelsel) [gewrichte, gewervele, gewerve] [N 10 (1961)] III-1-1
gezicht (spotnamen) bakkes: bakkes (Nederweert), gebik: gebik (Nederweert), gevreet: gevréét (Nederweert) gezicht, gelaat: spotbenamingen [N 10 (1961)] III-1-1
gezin geschier: geschieër (Nederweert), huishouden: hoëshaoje (Nederweert) huishouden, gezin, familiebestaan || vrouw en kinderen III-2-2
gezusters gezusters: gezösters (Nederweert) zussen III-2-2
gezwad, regel gemaaid gras gezwad: gǝzwāt (Nederweert) De in dit lemma opgenomen woorden zijn van toepassing op de regel afgemaaid gras zoals een maaier die al voortgaande aan zijn linkerzijde vormt. Zie de toelichting bij het voorgaande lemma. = Bij de plaatscode duidt op gelijkheid van de benamingen voor zwad en gezwad in deze plaats; zie ook de kaart. [N 14, 93; JG 1a, 1b, 2c; A 16, 1b; A 4, 28 add.; A 23, 16 add.; L 8, 137; L 20, 28 add.; S 47; Gwn 7, 9; Lu 1, 16 II add.; monogr.] I-3
gezwel bult: böltj (Nederweert) gezwel [bel] [N 10 (1961)] III-1-2