e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nederweert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koud, mistig en somber weer donker (weer): donker wêr (Nederweert) donker [~ weer] [SGV (1914)] III-4-4
koude noordenwind, bijs koude wind: eine kaoje wintj (Nederweert) koude [een ~ wind] [SGV (1914)] III-4-4
koudsmid koudsmid: kǭtsmēt (Nederweert) Smid of werkman in smederijen die metaal in koude toestand met vijl, beitel, hamer, boor, schraper, draadsnijwerktuigen, draaibank, etc., bewerkt. Zie ook het lemma "bankwerker" in WLD II. 5, pag. 46 en de toelichtingen bij de lemmata "koperslager" en "blikslager". [monogr.] II-11
kous: algemeen hoos: hoos (Nederweert) kous [SGV (1914)] III-1-3
kousenband bindel: bi:ngel (Nederweert), bingel (Nederweert), hoosbindel: hoosbi:ngel (Nederweert), hoosbingel (Nederweert, ... ), hoosstiek: (= elastieken band).  hoosstick (Nederweert) kousenband [N 07 (1961)] III-1-3
kouter ploegkouter: [ploeg]kǫu̯tǝr (Nederweert) Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.] I-1
kouwe drukte ambras: âmbras (Nederweert), bezwei: bezwêj (Nederweert), kaskenades: alleen in mv.  kiskenaatjes (Nederweert) bezwaarlijke drukte, overbodige drukte || koude drukte, smoesjes || overdreven drukte III-1-4
kozijn romp: rōmp (Nederweert) Houten of metalen raamwerk, bestaande uit twee stijlen met een boven- en onderdorpel, waarin een deur of raam wordt aangebracht. In Q 113 zijn kozijnen pas kort in gebruik. Voorheen paste men een constructie toe die 'blindraam' of 'rabat' werd genoemd. Daarbij werd in de massief gemetselde muur een opening gelaten waarin later het deur- of raamkozijn werd geplaatst. Het houtwerk van zo'n blindraam werd door middel van de pleisterlaag vastgezet. De kozijnen die tegenwoordig worden gebruikt, zijn dikker dan het kozijn dat bij de blindramen gebruikelijk was. Zij steken aan de binnen- en aan de buitenkant verder naar voren en worden vastgezet met behulp van kozijnankers, die tussen de voegen van de beide spouwmuren worden gemetseld. In verband met deze verankering in het metselwerk wordt het kozijn van tevoren geplaatst (Lochtman, pag. 42). Zie ook het lemma 'Muurraam'. [N 32, 10a-c; N 55, 6a-c; monogr.; div.] II-9
kraakbeen knoers/knors: knirs (Nederweert, ... ), knoers (Nederweert) kraakbeen [noerz, knorzel, knoezelbeen] [N 10a (1961)] III-1-1
kraaltjes kraaltjes: krelkəs (Nederweert) kraaltjes [RND] III-3-2