33883 |
leewater |
leewater:
lęi̯wātǝr (L288p Nederweert)
|
Gewrichtsontsteking bij veulens - ook bij kalveren en hoenders -, door een vochtophoping, veroorzaakt door een besmetting die bij veulens vooral via een navelwond binnendringt. [A 48A, 12c; N 8, 90m en 90n; monogr.]
I-9
|
34067 |
lege eerste koe |
gust (bijvgl. nmw.):
gø̜st (L288p Nederweert),
schot:
sxǫt (L288p Nederweert)
|
Jong rund dat eenmaal heeft gekalfd, maar dat daarna niet meer drachtig wil worden of waarmee men niet verder wil fokken. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 25b; N C, 15; monogr.]
I-11
|
17815 |
leggen |
leggen:
lèkke (L288p Nederweert)
|
leggen [SGV (1914)]
III-1-2
|
29060 |
legger |
gal:
(mv)
galǝ (L288p Nederweert),
legger:
lęgǝr (L288p Nederweert)
|
Een veel voorkomende zwelling of slijmbeursje van verschillende grootte aan de achterkant van de elleboog. Ze ontstaat door de druk van de kalkoenen der voorijzers op het gewricht, als het dier over een te kleine ligplaats beschikt en daardoor met de borst op de onder het lijf getrokken voeten ligt. De legger is een schoonheidsfout, die bij het lopen niet hindert maar wel pijnlijk kan zijn. [N 8, 32.1, 90d, 90f en 90g; monogr.]
I-9
|
30465 |
leidekker |
leiendekker:
lɛjǝndękǝr (L288p Nederweert)
|
De man die daken van huizen, kerken en torens met leien dekt. Zie ook het lemma 'Daklei'. [N 64, 137e; N 30, 3e; monogr.; div.]
II-9
|
20079 |
lelie (lilium) |
doodsbloem:
doeëtsbloom (L288p Nederweert)
|
witte lelie
III-2-1
|
17643 |
lende |
lende:
lindje (L288p Nederweert),
linge (L288p Nederweert),
linje (L288p Nederweert)
|
lendenen [SGV (1914)] || lendenen [lenge, leene, leende] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17558 |
lenig |
gezwank:
gezwank (L288p Nederweert, ...
L288p Nederweert),
zwak:
zwaak (L288p Nederweert, ...
L288p Nederweert)
|
Gebruikt men bij u een woord als zwak in de zin van lenig, buigzaam? Zo ja, hoe is dan de uitspraak? [DC 43 (1968)] || lenig [zwak, gezwak] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24895 |
lente, voorjaar |
lente:
lintje (L288p Nederweert),
(meervoud: lîntjes).
lîntje (L288p Nederweert)
|
lente [SGV (1914)] || voorjaar, lente
III-4-4
|
19553 |
lepel |
lepel:
lē.pəl (L288p Nederweert)
|
lepel
III-2-1
|