e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nederweert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lijnzaadkoek reubkoek: røb˱kōk (Nederweert) Van de pulp wordt niet alleen meel en pap gemaakt, maar er worden ook gemakkelijk te bewaren koeken van geperst. Deze vormen wintervoer van een goede kwaliteit. Na het teloorgaan van het ambachtelijke olieslaan worden industriële lijnkoeken als veevoeder gebruikt. Zie aflevering II.3, Molenaar, lemma Koek, blz. 166. I-5
lijnzaadmeel lijzensmeel: lēzǝsmɛ̄l (Nederweert) De gedroogde pulp die overblijft na het slaan van de olie uit het lijnzaad. Het meel wordt als veevoeder gebruikt. Indien in samenstellingen met lijnzaad- dit woorddeel onverkort is gebleven en gelijk aan de opgave voor lijnzaad in dat lemma, dan is hier naar de variant van het lemma Lijnzaad, Vlaszaad verwezen. Voor de typen lijzend en lijzens naast lijzaad zie de toelichting bij het lemma Lijnzaad, Vlaszaad. [monogr.; add. uit L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31] I-5
lijnzaadolie lijzendsolie: lēzǝsōli (Nederweert) De olie die uit lijnzaad wordt geslagen. Zie de toelichting bij het lemma Lijnzaad, Vlaszaad. [JG 1a, 1b; monogr.; add. uit L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31] I-5
lijsterbes lijsterbeer: liesterbeere (Nederweert), liêsterbieër (Nederweert), vuilboom: voelboum (Nederweert) lijsterbes III-4-3
limburgse kaas kaas: Herfse, Limburgse kiës: kaas oorspronkelijk uit het land van Herve (België) Verklw. kieëske  kieës (Nederweert), stinkkaas: stinkkieës (Nederweert), Syst. WBD  stinkkîês (Nederweert) kaas || Limburgse kaas, Hervese kaas (stinkkaas, rommedoe?) [N 16 (1962)] || stinkkaas III-2-3
linde linde: lîndje (Nederweert), lindeboom: lindjeboum (Nederweert) linde || lindeboom III-4-3
lindeblad lindeblad: linjeblaat (Nederweert) lindeblad [SGV (1914)] III-4-3
liniaal regel: régel (Nederweert) liniaal [SGV (1914)] III-3-1
linieijzer lijnijzer: liǝnīzǝr (Nederweert) Een halve-cirkelvormige ijzeren schijf aan een steel met dubbele handgreep, waarmee men de dikte van de turf aansnijdt. [I, 54a; N 18, 15] II-4
linkerkant van het paard binnenhand: benǝhantj (Nederweert) Kant waar de voerman het paard leidt. [N 8, 9 en 10] I-9