e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nederweert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nicht nicht: neecht (Nederweert), nicht (Nederweert) nicht III-2-2
nier nier: heer (Nederweert), neer (Nederweert), niertje: neerke (Nederweert) nier [N 10 (1961)] III-1-1
niet bevrucht gust: gøst (Nederweert), gø̜st (Nederweert), leeg: lēx (Nederweert) Niet bevrucht bij dekking, gezegd van de koe. [N C, 19; N C, 18] I-11
niet drachtig gust: gø̜st (Nederweert) [JG 1a, 1b; Gwn V, 4; monogr.] I-11
nietsnut nikswaard: nikswaert (Nederweert) nietsnut, iemand die voor niets deugt III-1-4
nieuwe maan nieuw licht: nów leecht (Nederweert) nieuwe maan III-4-4
nieuws nieuws: noets (Nederweert) nieuws [SGV (1914)] III-3-1
nieuwsgierig naaswijs: naaswies (Nederweert), nieuwsgierig: noesjeirig (Nederweert) nieuwsgierig [SGV (1914)] III-1-4
nieuwsgierigaard gaperd: gaapert (Nederweert), muizennaas: moêzenaas (Nederweert), nieuwsgierige naas: nówsgierige naas (Nederweert), vangnaas: vengnaas (Nederweert) nieuwsgierig iemand || nieuwsgierig persoon || nieuwsgierige neus III-1-4
niezen niesten: neeste (Nederweert, ... ), nēēsten (Nederweert) niezen [niese, nieste] [N 10a (1961)] || niezen, proesten [SGV (1914)] III-1-2