24553 |
pijpenstrootje |
bunt:
beentj (L288p Nederweert),
smele:
om pijpen schoon te maken
smeeliej (L288p Nederweert)
|
buntgras
III-4-3
|
24225 |
pimpelmees |
blauw bijmusje:
(blauw) bi-jmöske (L288p Nederweert),
blauwmees:
blawmees (L288p Nederweert)
|
pimpelmees || pimpelmees (11,5 blauwe kop, gele onderkant; nogal bekend, komt voor als koolmees [052] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24881 |
pinksterbloem |
lievevrouwebeertje:
leevevrouwebieërke (L288p Nederweert)
|
pinksterbloem
III-4-3
|
23287 |
pinksteren |
pinksten:
pinkste (L288p Nederweert)
|
Pinksteren [SGV (1914)]
III-3-3
|
20060 |
pioen |
kerkroos:
kêrkroeës (L288p Nederweert, ...
L288p Nederweert)
|
Pioen (Paeonia officinalis L.)
I-7, III-2-1
|
24364 |
pissebed |
wild varken:
wîltj vêrreke (L288p Nederweert)
|
pissebed
III-4-2
|
33570 |
pit van een steenvrucht |
keets:
kits (L288p Nederweert)
|
kern [SGV (1914)]
I-7
|
33495 |
pit, kern van fruit |
kern:
kaer (L288p Nederweert, ...
L288p Nederweert),
kɛr (L288p Nederweert),
steen:
stein (L288p Nederweert)
|
[RND 08]pit ve appel enz
I-7
|
24968 |
plaats, ruimte |
plaats:
plaats (L288p Nederweert)
|
plaats [SGV (1914)]
III-4-4
|
19470 |
plafond |
plafond:
plǝfoŋ (L288p Nederweert),
plǝfǫŋ (L288p Nederweert),
zolder:
zø̜ldǝr (L288p Nederweert)
|
Zie kaart. Het ondervlak of de bekleding van een zoldering. In het onderzoeksgebied wordt onder een 'plafond' vooral een gepleisterde, meestal met lijsten en/of reliefs van stuc versierde bekleding van een zoldering verstaan. De term 'zoldering' wordt daarentegen gebruikt voor het ondervlak van een verdiepingsvloer waarvan de draagbalken nog zichtbaar zijn. Zie ook het 'Limburgs Idioticon', pag. 295, s.v. 'zoldering', ø̄Met de bepaalde betekenis van onbeplakten zolder. Geh. rond Maeseyck.ø̄ Om een gepleisterd plafond te maken worden eerst tengels op onderlinge afstand van ongeveer 7 cm onder de balken van de bovenliggende vloerlaag gespijkerd. Aan de tengels wordt vervolgens droog Maasriet bevestigd, dat met zigzagsgewijs om platkopspijkers gewonden koperdraad tegen de tengels wordt vastgeklemd. In plaats van riet kan ook steengaas worden gebruikt. Daarna wordt eerst een ruwe laag vette kalkmortel aangebracht en vervolgens wordt het geheel afgewerkt met een mengsel van kalk en gips. Langs de wand brengt men gewoonlijk een plint aan die wordt vervaardigd door op het plafond latjes te bevestigen en de plint gelijk met die latjes af te werken. Eventuele ornamenten worden met gips opgeplakt. In L 383 sprak men bij een boerderij vooral van de 'zolder' en in een gewoon huis van het 'plafond'. [N 6, 20; N 54, 143a; L 2, 19; monogr.; Vld.]
II-9
|