17641 |
ruggenwervel |
wervel:
wervel (L288p Nederweert, ...
L288p Nederweert)
|
[N 10 (1961)]
III-1-1
|
21936 |
ruien |
ruizelen:
ruûzele (L288p Nederweert)
|
ruien
III-4-1
|
22380 |
ruilen (als spel) |
ruilen:
reule (L288p Nederweert),
ruûle (L288p Nederweert)
|
Ruilen.
III-3-2
|
33750 |
ruin |
ruin:
ryn (L288p Nederweert)
|
Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.]
I-9
|
22753 |
ruiten in het kaartspel |
ruiten:
roeete (L288p Nederweert),
roetenaos (L288p Nederweert),
roetenhaost (L288p Nederweert),
rōēte (L288p Nederweert)
|
Bij kaartspel. || Hoe noemt u van het kaartspel de verschillende symbolen? (Het gaat om de gewone namen, niet om woorden voor "troef"enz.). - III. Ruiten. [DC 52 (1977)] || Ruiten: Ruiten aas. [SGV (1914)] || Ruitenaas.
III-3-2
|
34024 |
rund |
rind:
rentj (L288p Nederweert)
|
Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.]
I-11
|
24326 |
runderhorzel, horzel |
horzel:
hoorstel (L288p Nederweert)
|
horzel [SGV (1914)]
III-4-2
|
34022 |
rundvee |
vee:
viǝ (L288p Nederweert)
|
Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
20666 |
rundvleessoep |
rindvleessoep:
Syst. WBD
rindjvleissop (L288p Nederweert)
|
Soep van rundvlees (rundsolf?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24371 |
rups |
rups:
roeps (L288p Nederweert),
roespe (L288p Nederweert, ...
L288p Nederweert),
rupsel:
roespel (L288p Nederweert)
|
rups [SGV (1914)] || rups rups [DC 46 (1971)]
III-4-2
|