20748 |
bladerdeeg |
schilferdeeg:
schilferdeîg (L288p Nederweert)
|
bladerdeeg
III-2-3
|
24514 |
bladrozet van de paardebloem |
aardgal:
mv.
aertgalle (L288p Nederweert),
papekroet
erdgalle (L288p Nederweert)
|
paardebloem, bladrozet van [SGV (1914)] || suikerij, wilde
III-4-3
|
19978 |
blaffen |
bellen:
beule (L288p Nederweert, ...
L288p Nederweert),
beūle (L288p Nederweert),
blaffen:
blaffe (L288p Nederweert)
|
blaffen [SGV (1914)]
III-2-1
|
19458 |
blaker |
blaker:
blōͅkər (L288p Nederweert)
|
luchter
III-2-1
|
24363 |
blankvoorn, voorn |
geeloog:
gaeloug (L288p Nederweert),
ruts:
ruts (L288p Nederweert),
rutsje:
rutske (L288p Nederweert)
|
blankvoorn || voorn
III-4-2
|
18137 |
blauw oog |
klutsoog:
kloetsaug (L288p Nederweert)
|
Als iemand een klap op zijn oog heeft gehad, is zijn oog verkleurd. Hoe noemt u zon oog? [DC 52 (1977)]
III-1-2
|
24121 |
blauwborstje |
maanvogel:
maonvoogel (L288p Nederweert),
waternachtegaal:
Str. geeft "witgesternde blauwborst"+ etym.aant.
waaternachtegaal (L288p Nederweert)
|
blauwborst || blauwborst (14 zomervogel met helderblauwe borst met witte stip (alleen de man), leeft verborgen in struiken bij het water; niet zo zeldzaam; zingt vaak vliegend; zang heel afwisselend, aapt allerlei vogels na; zang begint met [uuk...uuk...uuk] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24473 |
blauwe bosbes |
bosbeer:
bosbēēr (L288p Nederweert),
molsbeer:
molsbeer (L288p Nederweert),
molsbeere (L288p Nederweert),
môlsbieër (L288p Nederweert),
waalsbeer:
waolsbieër (L288p Nederweert)
|
bosbes || bosbes, alg. [Roukens 03 (1937)] || bosbes, blauw || boschbes [SGV (1914)]
III-4-3
|
33808 |
blauwe en bruine schimmel |
blauwe schimmel:
blau̯ǝ sxømǝl (L288p Nederweert),
bruine schimmel:
brunǝ sxømǝl (L288p Nederweert)
|
De blauwe schimmel is overwegend blauw of grijsblauw, met zwarte manen. Bij de bruine schimmels zijn allerlei schakeringen mogelijk: lichtbruin, donkerbruin, goudbruin, kastanjebruin, roodbruin, zwartbruin of geappeld bruin. Sommige gelijken in kleur sterk op de vossen, maar onderscheiden zich van deze door hun zwarte manen, staart en poten. In principe worden alle paarden die bruine of rode dekharen, zwarte manen en staart hebben, beschreven als bruin. [N 8, 63b]
I-9
|
24122 |
blauwe reiger, reiger |
reiger:
reiger (L288p Nederweert, ...
L288p Nederweert)
|
reiger [SGV (1914)] || reiger (91 bekende vogel; grijs; hangkuif, donkere borstveren; algemeen langs het water; broedt in enkele kolonies in hoge bomen [N 09 (1961)]
III-4-1
|