e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nederweert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tak (alg.) tak: tek (Nederweert) (jonge) takken mv. [DC 41 (1966)] III-4-3
takken (coll.) tak (mv.): tek (Nederweert) takken (mv.) [SGV (1914)] III-4-3
taling krik: krik (Nederweert), wintereendje: wintjeraentjes (Nederweert) eend: wintertaling (36 klein; bruine kop met groene wangen; broedt hier ook; roep [kruu, kruu] [N 09 (1961)] || eend: zomertaling (38 klein; bruine kop met witte wenkbrauw; broedt minder hier; roep ratelend [N 09 (1961)] III-4-1
tamme kanarie kanarie: kenaarie (Nederweert), kanarievogel: knārivōəgəl (Nederweert) kanarievogel || kater III-2-1
tand tand: tandj (Nederweert) tand [SGV (1914)] III-1-1
tanden tanden (mv.): tang (Nederweert) tanden [SGV (1914)] III-1-1
tanden poetsen tanden poetsen: poets ich mien tang (Nederweert) Elke avond poets ik mijn tanden. [DC 64 (1989)] III-1-3
tandenborstel tandenborstel: tändjebörstel (Nederweert) Tandenborstel [DC 64 (1989)] III-1-3
tandpasta tandpasta: tändj pasta (Nederweert) Tandpasta [DC 64 (1989)] III-1-3
tandpijn tandpijn: tandjpien (Nederweert) kiespijn [DC 27 (1955)] III-1-2