33697 |
toegangsweg naar het erf |
doorvaart:
dōrvārt (L288p Nederweert)
|
Toegangsweg of oprijlaan naar het boerenerf. [N 5A, 75a; N 5, 110; N P, 2 add.; monogr.]
I-8
|
33592 |
toekruid, algemeen |
kruid:
kröjə (L288p Nederweert)
|
Hoe noemt u: een kruid dat bij andere groenten gedaan wordt om de smaak te verbeteren (specerijplant, toekruid) [N 71 (1975)]
I-7
|
19663 |
toilet |
boutkeet:
boͅu̯tkīt (L288p Nederweert),
gemak:
gəmāk (L288p Nederweert),
huisje:
huske (L288p Nederweert),
tøskə (L288p Nederweert),
schijthuis:
sxī.thū.s (L288p Nederweert)
|
geheim gemak || toilet, w.c. || w.c., gemak || w.c., toilet
III-2-1
|
21380 |
tol betalen |
barrier (<fr.) betalen:
breer betale (L288p Nederweert)
|
tol betalen [SGV (1914)]
III-3-1
|
33594 |
tomaat |
tomaat:
temaat’ (L288p Nederweert),
təmaat (L288p Nederweert)
|
Hoe noemt u: tomaat (lycopersicum esculentum)- fam. solaneae [N 71 (1975)] || tomaat
I-7
|
22658 |
toneelspel |
concert (<fr.):
Toneeluitvoeringen van muziekgezelschappen werden voorafgegaan door muziekuitvoering.
kónzert (L288p Nederweert)
|
Toneeluitvoering.
III-3-2
|
17727 |
tonen |
tonen:
tuine (L288p Nederweert)
|
tonen [SGV (1914)]
III-1-1
|
21382 |
toonbank |
toonbank:
toinbank (L288p Nederweert)
|
toonbank [SGV (1914)]
III-3-1
|
34588 |
toot |
staart:
stɛrt (L288p Nederweert),
(mv)
stɛrtǝ (L288p Nederweert)
|
Elk van de uitstekende delen van de berries (bij de hoogkar) of de bakbomen (bij de slagkar) achter aan de kar. De opgaven van de woordtypen top, stoot en stots zonder meervoudsuitgang zijn als meervoudig geïnterpreteerd wegens hun velair vocalisme. Door het ontbreken van een mogelijke enkelvoudige tegenopgave, is het echter mogelijk dat het hier om enkelvoudsopgaven gaat. Met het woordtype staart wordt het geheel aangeduid, in tegenstelling tot de andere woordtypen, waarmee elk deel afzonderlijk wordt benoemd. [N 17, 28 + 37a; N G, 59a; monogr]
I-13
|
24256 |
torenvalk |
muizenvanger:
moezevanger (L288p Nederweert),
moezevenger (L288p Nederweert),
smelleken:
smaelke (L288p Nederweert),
stootkop:
s(j)tôêtkop (L288p Nederweert),
stôêtkop (L288p Nederweert)
|
torenvalk || valk: torenvalk (34 bekende vogel met spitse vleugels; vliegt vrij langzaam; hangt vaak stil in de lucht en laat zich dan vallen om een muis o.i.d. te vangen; broedt in boomnest of in torens [N 09 (1961)]
III-4-1
|