e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nederweert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
voedsel kost: Verklw. kösje Köstelik: kostelijk  kost (Nederweert), menagie: Menaazieklep: mond (kazernetaal)  menaazie (Nederweert) kost || voedsel III-2-3
voelen voelen: veule (Nederweert) voelen III-1-4
voer voer: fōr (Nederweert), vōr (Nederweert) Veevoer. De samenstelling van dit voer is vevarieerd. Afval van hooi en stro, wortels van gras en graan, soorten zaad, zemelen en meel kunnen ingrediënten zijn. [N 5A II, 64a en 64b; RND 97; S 41; L 28, 45; JG 1d; monogr.] I-11
voering, voeringstof voering: vø̄reŋ (Nederweert) Stof waarmee kledingstukken van binnen bekleed worden. [N 62, 18a; N 62, 84; A 4, 27b; L 20, 27b; Gi 1.IV, 29; MW; S 41; monogr.] II-7
voerman voerman: vōrman (Nederweert) Persoon die een ingespannen paard bestuurt of ment. [JG 1a, 1b; monogr.] I-10
voerschep voerteil: vōrtęi̯l (Nederweert) Schep zonder steel om voer uit de koe- of varkensketel te scheppen. [N 18, 9a en 132; JG 1a, 1b] I-11
voertuig gescheer: gǝsxiǝr (Nederweert) Algemene benaming voor de vracht- en personenvoertuigen. [N 17, 15; N 17, 99; N G, 59; L 28, 24; monogr.] I-13
voet voet: veut (Nederweert), voot (Nederweert) voet [SGV (1914)] || voeten [SGV (1914)] III-1-1
vogel, algemeen gevogel: mv.  gevuuêgel (Nederweert), vogel (enk.): voeëgel (Nederweert), vogel (Nederweert), vogel (mv.): veugel (Nederweert) gevogelte || vogel [SGV (1914)] || vogels [SGV (1914)] III-4-1
vogelmuur mier: mēǝr (Nederweert), muur: geneeskrachtige plant  mieër (Nederweert, ... ) murik || murik, muur || Stellaria media L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland en braakliggende gronden met kleine donkere zaadjes en groene blaadjes. Het groeit laag boven de grond in samenhangende trossen en bloeit van februari tot november met kleine witte bloempjes. Kippen (en kanaries) eten het graag en sommige benamingen wijzen ook hierop. De lengte varieert van 10 tot 40 cm. Het is bekender onder de oude naam muur. Voor weie (wilgen) zie ook de toelichting bij het lemma Hanepoot. [JG 1a, 1b, 2c; A 60A, 59; monogr.] I-5, III-4-3