e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nederweert

Overzicht

Gevonden: 3221
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fluimen uitspuwen klarken: klarke (Nederweert, ... ) spuwen: fluimen uitspuwen [kwalstere, kwaajere, uitgooje] [N 10 (1961)] III-1-2
fluiter grijsje: grieske (Nederweert), wijntempertje: wientemperke (Nederweert) fluiter (12,5 alleen in hoge loofbossen; vrij zeldzaam; roep vrij luid [djuu-djuu]; zang onder het vliegen [tjip-tjip-tjip-tjirrrrrrrr] [N 09 (1961)] III-4-1
fluweel, velours fluweel: flǝwiǝl (Nederweert), velours: flūr (Nederweert) Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.] II-7
fokmerrie fokmeer: fǫkmɛ̄r (Nederweert) Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; N 8, 50b] I-9
fopspeen frot?: frut (Nederweert) fopspeen; hoe heet in uw dialect de fopspeen die men kleine kinderen in de mond stopt om ze stil te krijgen [DC 43 (1968)] III-2-2
forsythia chinees-klokje: chinees klökske (Nederweert) [DC 76 (2002)] I-7
framboos flamboos: flamboeës (Nederweert), framboos: framboeës (Nederweert), framboeëze (mv.) (Nederweert), fràmbōēs (Nederweert) framboos || Hoe noemt u de framboos in het algemeen (uitspraak) [N 72 (1975)] I-7
franje franjel: fraanjel (Nederweert), frānjǝl (Nederweert) franje [SGV (1914)] || Randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeengehouden. [N 62, 59; MW; S 9; monogr.] II-7, III-1-3
frater noorse kneuter: #NAME?  noorse kneuter (Nederweert), steenknuiter: steinknuiter(?) (Nederweert), steînknuuëter (Nederweert) frater || sijs: frater (13,5 bruin, maar zonder rood en zwart van barmsijs [009]; zeldzaam op trek; meest nog in het westen [N 09 (1961)] III-4-1
frikandel frikadel: frikkedel (Nederweert) frikandel III-2-3