e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L294p plaats=Neer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
indigestie (hebben) hardlijvig (zijn): haardlievig (Neer, ... ), slechte afgang: sjlechte aafgank (Neer, ... ), vastzitten: het zitj vast (Neer, ... ), wéréj zitte vast (Neer, ... ), verstopping: verstjopping (Neer, ... ) Constipatie: verstopping, hardlijvigheid (beslotenheid, constipatie, obsteeg afgaan). [N 84 (1981)] || Indigestie: storing van de spijsvertering als gevolg van overlading van de maag, te snel eten (muik, overetendheid). [N 84 (1981)] III-1-2
informeren (onoverg.) informeren: informere (Neer), nagaan: naogaon (Neer), navragen: naovraoge (Neer) inlichtingen inwinnen over iets [zich naar iets erkondigen] [N 85 (1981)] III-1-4
ingebeelde ziekte met inbeelding geplaagd: mit inbeelding geplaogdj (Neer) Ingebeelde ziekte (niebekonter, iepreponder, hype). [N 84 (1981)] III-1-2
ingelegd belegd: belegd (Neer) Gezegd van een moerdop of van een cel, wanneer er door de koningin een eitje in is gelegd. [N 63, 22a; N 63, 21a; N 63, 18; Ge 37, 69] II-6
ingetogen bedaard: bedaardj (Neer), modest: medes (Neer), modest (Neer), stil: stjil (Neer) zich onthoudend van buitensporigheden of uitspattingen, niet opzichtig [stil, bedaard, stemmig, ingetogen] [N 85 (1981)] III-1-4
ingewanden darmen: dérm (Neer) ingewanden [N 10a (1961)] III-1-1
ingewinterd volk opzetter: opzetter (Neer) Volk dat men op stal zet voor de winterperiode vanaf november tot begin maart. [N 63, 107b; N 63, 107a; monogr.] II-6
ingezaaid land gezaaid: gǝzɛi̯t (Neer), het is erin: ǝt˱ es ˲dren (Neer) Wat men zegt van een akker wanneer alle bewerkingen tot en met het inzaaien verricht zijn. Zie ook het lemma ''pletplank, treedplankje'' in aflevering I.2, blz. 168. Het lemma bevat bijvoeglijke naamwoorden (attributief of predicatief gebruikt: ''ingezaaid land'' en ''het land is ingezaaid''), en, achterin, enkele zelfstandige naamwoorden en zegswijzen. [N 11A, 133b; N M, 25; monogr.] I-4
ingieten (met geluid) klotsen: (klotsen)  kloetse (Neer) gieten: Met een zeker geluid water ergens in gieten (patten). [N 84 (1981)] III-1-2
ingrijpen ingrijpen: ingriepe (Neer), tussenbeide komen: tusse bei koome (Neer) met gezag en kracht tussenbeide komen [roffen, ingrijpen] [N 85 (1981)] III-1-4