e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L294p plaats=Neer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
redcel redcel: redcel (Neer) Gewone werkbijcel die ontwikkeld wordt tot koninginnecel of moerdop, als het bijenvolk moerloos is geworden of dreigt te worden. Deze redcel of nooddop wordt midden op de raat gebouwd. [N 63, 26b; Ge 37, 50] II-6
reeks, rij rij: rie (Neer) een rij van geregeld naast elkaar geplaatste dingen [resem, reeks] [N 91 (1982)] III-4-4
regen (alg.) regen: raege (Neer) regen in het algemeen [rengel, majem] [N 22 (1963)] III-4-4
regenboog regenboog: de raegelbaog (Neer) regenboog [weerteken] [N 22 (1963)] III-4-4
regenbuitje regen: raegene (Neer), ’t raegeltj (Neer) licht regenbuitje [smeer, bui, stoes, getsbui, bies, zauwke] [N 22 (1963)] III-4-4
regenen (alg.) het saust hem duchtig: ’t sausdje em duchtig (Neer) regenen [sausen, majemen] [N 22 (1963)] III-4-4
regenjas regenjas: raegeljas (Neer) regenjas [rusjer, ploensent] [N 23 (1964)] III-1-3
regenpijpen regenpijpen: réégepiepe (Neer) regenbroek die uit twee delen bestaat [piepe, reegenpiepe] [N 23 (1964)] III-1-3
regenwolkje schapenwolk: sjaope wólke (Neer) regen-voorspellend wolkje bij ondergaande zon [watermenneke] [N 22 (1963)] III-4-4
regenworm pier: peerik (Neer), pierik: peerik (Neer), perik (Neer), perīk (Neer) pier, aardworm || regenworm || regenworm, aardwom, bekende paarskleurige worm die bij spitten en ploeten of bij regen voor de dag komt [pier, pieroas, piering, pierewörm, dauwworm] [N 26 (1964)] || worm in het algemeen [pier, piering, pierik] [N 26 (1964)] III-4-2