e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L294p plaats=Neer

Overzicht

Gevonden: 3561
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bolletjes stuifmeel knoppen: knupǝ (Neer) Bolletjes stuifmeel in het korfje aan de beide achterpoten van de bij. [N 63, 44c; Ge 37, 94] II-6
bolster van een noot schaal: eigen spellingsysteem  sjaal (Neer) De harde huid van een noot (bast, bolster, sloester, schaal, hulster, boost, bluster, boets, schulp, schelp, snoester). [N 82 (1981)] III-2-3
bom, spon spon: špon (Neer) De houten stop die ter afsluiting in het spongat wordt geslagen of geschroefd. Volgens de respondenten uit Gulpen (Q 203), Rothem (Q 99*) en Klimmen (Q 111) werd onder de bom eerst nog een lap gelegd. Die werd sponlap (Q 99*: šponlap) of sponlapje (Q 111: šponlɛpkǝ) genoemd. Zie ook het lemma ɛsponɛ in wld II.2, pag. 44.' [A 36, 3b; N 6, 4 add.; N E, 48a add.; L 7, 28 add.; monogr.] II-12
bomgatboor bodemboor: bǭmbǭr (Neer) Handboor waarmee het ronde bomgat en tapgat worden geboord. De bomgatboor bestaat uit een boorijzer dat uitloopt op een centrerende geleideboor met daaromheen een zaagring. Zie ook afb. 228. [N E, 48c; A 32, add.] II-12
bomijs bol ijs: bâol ies (Neer), hol ijs: hoal ies (Neer) ijs waaronder het water is weggelopen [DC 32 (1960)] III-4-4
bonenkruid bonenkruidje: eigen spellingsysteem  boannekruudje (Neer, ... ), eigen spellingsysteem oudere uitspraak  baonekr(uudje) (Neer), baonekruudje (Neer) Bonenkruid, het geurige kruid dat bij de tuinbonen of andere peulvruchten gevoegd wordt (keule, keul, kuil, kruid, heume, bonenkruid, kuun, keune). [N 82 (1981)] I-7, III-2-3
bont als apart kledingstuk pels: pels (Neer) bont, zachtharig dierenvel (das, vos, e.d.) als los kledingstuk [poes, pels, mansjel] [N 23 (1964)] III-1-3
bont en blauw slaan blond en blauw slaan: bluŋk ɛn blaouw gəslāgə (Neer) bont en blauw geslagen [RND] III-1-2
bontkraag bontkraag: bontjkraag (Neer) kraag van bont [N 23 (1964)] III-1-3
bontmantel bontmantel: bontjmantel (Neer) bontmantel [N 23 (1964)] III-1-3