e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L294p plaats=Neer

Overzicht

Gevonden: 3561
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
domme man godskluppel: Note v.d. invuller: (= dom; door en door stjom in het kwadraat).  gaods kluppel (Neer), stommerik: sjtommerik (Neer) een dom persoon [domoor, dommerik, dotskop] [N 85 (1981)] III-1-4
domme vrouw dom vrouwmens: ei dom vroumus (Neer), dom wijf: ei dom wief (Neer) een dommme vrouw [lut, kul, dulleke] [N 85 (1981)] III-1-4
dompelen dompelen: dompele (Neer), onderdompelen: ongerdompelj (Neer), onderduwen: der onger duuje (Neer) Dompelen: geheel doen onder gaan in een vloeistof (dompelen, duwen, soppen, onderduwen). [N 84 (1981)] || in een vloeistof dompelen [dopen, doppen, dompelen] [N 91 (1982)] III-1-2, III-4-4
donderen hommelen: ’t hommeltj (Neer) donderen [hommelen] [N 22 (1963)] III-4-4
donderslag slag: sjlaag (Neer) hevige donderslag [ketterslag, kletteraar] [N 81 (1980)] III-4-4
donderwolk het weer hangt laag: (broek bodem lang kan hangen.  ⁄t waer hingtj laig (wie ein boks) (Neer), hommelkoppen: hommelköp (Neer) lucht die onweer en regen voorspelt [broeilucht, smerige lucht, donderlucht, schoer] [N 81 (1980)] || zware wolken die onweer brengen [donderkoppen, -bloesem] [N 22 (1963)] III-4-4
donderx hommel: den hommel (Neer) donder [N 22 (1963)] III-4-4
donker bier bokbier: bǫkbēr (Neer) Bier dat gebrouwen is uit donkere mout. Volgens de invuller uit Q 99 had dit bier een alcoholpercentage van 3,5 procent. [N 35, 96; monogr.] II-2
donker worden, duisteren donker worden: donker weure (Neer) donker worden [duisteren] [N 91 (1982)] III-4-4
donker, duisterx donker: donker (Neer), dónker (Neer), duister: duuster (Neer, ... ) donker [donkel, duuster, domp] [N 06 (1960)] || niet of weinig verlicht [donker, duister, deemster] [N 91 (1982)] III-4-4