e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L294p plaats=Neer

Overzicht

Gevonden: 3561
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dons, nestveren vlughaar: vluughaor (Neer, ... ) het haar van jonge vogels die nog geen veren hebben (stapveren, duivelshaar, paddehaar) [N 83 (1981)] || nog geen veren hebbend, gezegd van jonge vogels ( maaibloot, paddebloot) [N 83 (1981)] III-4-1
dood (bn.) dood: dôêt (Neer) dood; ¯t kindje was - eer (dat) ze ¯t konden dopen [RND] III-2-2
doodskleed doodskleed: dôôdskleid (Neer) bekleding van de overledene, wanneer hij in de doodkist wordt gelegd (thans inventarisatie; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] III-2-2
doodsklok doodsklok: doeedsklok (Neer) De klok die geluid wordt na het overlijden en/of bij de begrafenis van iemand [dôdsklok, dódsklok, dödsklok, doeëdsklok?]. [N 96A (1989)] III-3-3
doofpot amerenpot: aomere pot (Neer), doofpot: doͅu̯fpoͅt (Neer) doofpot [N 05A (1964)] || pot, gegoten, van ijzer, waarin men het houtskool koud laat worden (aomerepot, kriekepot, smoorpot) [N 20 (zj)] III-2-1
dooien t slaakt]: ’t dôôjt flink (Neer), ’t wèèr geit aaf (Neer) dooien [t weer gaat af [N 22 (1963)] III-4-4
dooier doren: dōrǝ (Neer) Het geel van het ei. [RND 123; L 1a-m; L 3, 8; L A2, 383; JG 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12
doopjurkje doopkleed: doͅ.upklɛ.it (Neer) doopkleed [RND] III-3-3
doopkapel doopkapel: doupkepel (Neer) De kapel achter in de kerk, waarin de doopvont zich bevindt en waar de doop voltrokken wordt [doopkapel?]. [N 96A (1989)] III-3-3
doopvont doopvont: doupvont (Neer), dö.upfunt (Neer) doopvont [RND] || Het bekken waarin het doopwater bewaard wordt en waarboven het kind ten doop wordt gehouden [doopvont, doopsteen, doofsjtee?]. [N 96A (1989)] III-3-3