e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L294p plaats=Neer

Overzicht

Gevonden: 3561
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
eczeem worm: worm (Neer) Eczeem: jeukende huiduitslag met blaren, roodheid, vochtafscheiding, korsten en schilfers (zilt, haarworm). [N 84 (1981)] III-1-2
eekhoorn eekhoorntje: eikeurke (Neer), eikhŭurke (Neer) eekhoorn [Roukens 03 (1937)] III-4-2
eelt, eeltknobbel zwel: zweel (Neer) eelt, eeltknobbel [zweel, zweil, weer, jelt] [N 10a (1961)] III-1-2
eeltwrat, zweelwrat zweelwrat: zwelvrat (Neer) Wratvormige uitwassen (zweel = eelt) binnenwaarts aan de hoofdschenkels van voor- en achterpoten. Ze zijn, net als de vingerafrukken bij de mens, volkomen individueel. Men veronderstelt dat ze overblijfselen van een extra teen of aanhangsel zijn. Zie afbeelding 2.27. [A 4, 2e; L 20, 2e; N 8, 32.1, 32.3, 32.4, 32.13, 32.15 en 32.16] I-9
een aanmerking maken aftroeven: cf. WNT s.v. "troeven"6b (fig.) iemand een snedig en afdoende antwoord geven, op zijn plaats zetten, scherp terechtwijzen etc.  aaftroeve (Neer), voor schut zetten: veur sjut zétte (Neer) iemand een afkeurende opmerking geven [struffen] [N 85 (1981)] III-1-4
een baard maken bloeien: bloeien (Neer) Het vormen van een tros bijen rond het vlieggat tegen de ingang en soms aan de randen van de vliegplank. Het is een voorteken tot zwermen. Een splitsing van het volk is op komst. Daarom gaan de werksters alvast bij duizenden rond het vlieggat hangen, poot-in-kaak. Ook tal van haalbijen sluiten zich bij de tros of baard aan, wachtend op het moment van uitzwermen. [N 63, 30a] II-6
een berisping krijgen uitgeschobd krijgen: oetgesjoeptj kriege (Neer), uitgeschobd worden: oetgesjoeptj weure (Neer) een sterke berisping [uitschijter, schrobbering, schoefeling] [N 85 (1981)] III-1-4
een bevel opvolgen luisteren: loestere (Neer) een bevel opvolgen [pareren, luisteren, gehoorzamen] [N 85 (1981)] III-3-1
een borrel drinken proeven: preuve (Neer) jenever drinken; Hoe noemt U: Jenever drinken (proeven, likken) [N 80 (1980)] III-2-3
een boterham smeren een boterham smeren: ən bu̞tram šmēͅrə (Neer) smeren [RND] III-2-3