23428 |
maria-altaar |
maria-altaar:
mariaaltjaor (L294p Neer)
|
Het (zij)altaar dat toegewijd is aan O.L. Vrouw en waarop of waarboven haar beeltenis prijkt [Maria-altaar]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23396 |
mariabeeld |
mariabeeld:
mariabeeldj (L294p Neer)
|
Een beeld van Maria, de moeder van Jezus [Moeder Gods, Moeder Godes, Lievevrouwenbeeld, Mariabeeld?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23402 |
marianum |
marianum:
marianum (L294p Neer)
|
Een groot, soms tweezijdig Mariabeeld, staande op wolken of op de maansikkel, dat van boven uit het gewelf af neerhangt, Marianum. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
21271 |
markt |
markt:
mâêrtš (L294p Neer)
|
markt [RND]
III-3-1
|
21852 |
marktkraam |
kraam:
kraom (L294p Neer)
|
een tent, een stalletje op de markt waarin de goederen tentoongesteld zijn [kraam, schob] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24945 |
marmer |
naamse steen:
(afk. v. namen Wallonië).
naemse stjein (L294p Neer)
|
marmer, dicht, fijnkorrelig kalkgesteente dat geschikt is om te bewerken en te polijsten, in bouw- en beeldhouwkunst als grondstof gebruikt [marbel, melber] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
22739 |
marmeren beeld |
beeld:
⁄n beeldj (L294p Neer)
|
Marmeren beeld. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
21850 |
mars (wbd) |
pongel:
pungel (L294p Neer)
|
de mand die een kramer op zijn rug heeft [mars, hot, holfrits] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24350 |
marter |
bunzing:
ideosyncr. !
bunzing (L294p Neer)
|
Hoe noemt u een soort marter, tot 48cm lang, met een staart tot 26cm. Het is een slank roofdier met donkerbruine pels en witte borstvlek die tot de binnenzijde van de voorpoten doorloopt (fluwijn) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
22440 |
masker |
mommegezicht:
mommegezicht (L294p Neer)
|
Een min of meer naar de vorm van het gezicht gemaakte bedekking die dient om dit onherkenbaar te maken of er een bepaalde gedaante aan te geven [mombakkes, mommegezicht, bambakkes, masker]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|