21745 |
mikken |
lonken:
luŋkə (L294p Neer)
|
lonken (mikken) [RND]
III-3-2
|
25320 |
millimeter, maat, 1000ste deel van een meter |
millimeter:
milliemaeter (L294p Neer)
|
het duizendste deel van een meter [millimeter, streep] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
19360 |
minachten; minachtend |
de neus optrekken voor iemes:
de naas optrèkke veur eemes (L294p Neer)
|
blijk gevend van minachting, met minachting [afhoudig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20460 |
minnaar |
hokker:
hokker (L294p Neer)
|
minnaar; iemand met wie een vrouw leeft zonder dat ze met elkaar getrouwd zijn [minnaar] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
20177 |
miskraam |
miskraam:
miskraom (L294p Neer),
misval:
misval (L294p Neer),
opslag:
opsjlaag (L294p Neer)
|
miskraam, Een ~ krijgen (opslagen, omslaan). [N 84 (1981)] || Miskraam: te vroegtijdige bevalling waarbij de vrucht niet levensvatbaar is (opslag, misval, misje, kwade kraam (miskraam). [N 84 (1981)]
III-2-2
|
25166 |
mist, nevel (alg.) |
mist:
mis (L294p Neer),
zware mist:
zwaore mis (L294p Neer)
|
mist [domp, mok, moek] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
24929 |
modder, slijk |
modder:
modder (L294p Neer)
|
modder, mengsel van aarde, vuil, allerlei organische stoffen met water [plamei, debber, pladedder, moor, dedder, plamoes, moes, kwet, drabbik, dwal] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
19198 |
moed |
courage (fr.):
keraasj (L294p Neer),
keraazie (L294p Neer),
koeraasj (L294p Neer),
moed:
mood (L294p Neer)
|
onverschrokkenheid in moeilijkheden en gevaren [moed, courage] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23397 |
moeder van smarten |
moeder van smarten:
moeder van smarten (L294p Neer)
|
Een beeld van Maria die het dode lichaam van Jezus op de schoot draagt, piëta [moeder van smarten?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|