28708 |
naaien |
naaien:
nęjǝ (L294p Neer)
|
Algemene benaming voor naaien. Informanten uit P 119, P 188 en Q 77 merken op dat de benaming lappen ouder is dan naaien. [N 62, 1a; N 62, 1d; A 2, 70; A 37, 1c; L 31, 46; Gi 1.IV, 12; MW; RND; Wi 40; S 25; monogr.]
II-7
|
18184 |
naakt |
bloot:
bloawt (L294p Neer),
naaks:
naaks (L294p Neer)
|
zonder kleren, onbedekt [naakt, nakst, nakend, naaks, naks, bloot] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
17848 |
naar huis gaan |
naar huis gaan:
i.e. ga naar huis.
gank nao hōēs (L294p Neer)
|
lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)]
III-1-2
|
34013 |
naar links |
haar-op:
hār ǫp (L294p Neer)
|
Voermansroep om het paard naar links te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95 c, 95d en 96; L 1 a-m; L B 2, 255; L 26, 2; L 36, 81c; S 12; monogr.]
I-10
|
34014 |
naar rechts |
hot:
hǫt (L294p Neer)
|
Voermansroep om het paard naar rechts te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95a en 96; L 1 a-m; L B 2, 256; L 26, 2; L 36, 81d; S 12; monogr.]
I-10
|
21816 |
nabootsen |
na-apen:
nao-aape (L294p Neer),
nadoen:
naodoon (L294p Neer)
|
iemands stemgeluid imiteren [nabootsen, papegaaien] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21843 |
nachtbraken |
doorhouden:
doorhao (ô) (L294p Neer)
|
tot diep in de nacht uitgaan, nachtbraken [zwabberen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
18937 |
nadeel |
nadeel:
naodeil (L294p Neer),
scha:
sjaa (L294p Neer)
|
het nadeel dat voor iemand uit een gebeurtenis of handeling voortvloeit [schade, schaai, scha, nadeel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20138 |
nageboorte |
kraam:
kraom (L294p Neer),
nageboorte:
nageboorte (L294p Neer)
|
nageboorte van de mens; hoe noemde men vroeger - -? [DC 33 (1961)]
III-2-2
|
34179 |
nageboorte van de koe |
rein:
rɛi̯n (L294p Neer)
|
[N 3A, 57a; JG 1a, 1b; A 33, 19b; monogr.]
I-11
|