27074 |
praam |
praam:
prām (L294p Neer)
|
Neusknijper om het paard in bedwang te houden. Een praam bestaat uit een houtje met een lus eraan, die rond de bovenlip van het paard wordt gelegd en met het houtje wordt aangedraaid. Er bestaan ook metalen neusknijpers met deze functie (zie o.a. de termen muilijzer, tandijzer en gebitijzer). [JG 1b, 1c, 2c; N 13, 85; N 33, 377 en 380; S 28; monogr.]
I-10
|
21834 |
praatje |
praatje:
(oen).?
preutje (L294p Neer)
|
een waarschijnlijk onwaar bericht [praatje, praat, spraak, mare] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
19320 |
pralerij |
kaskenade:
(zie bij vraag 139).
kiskenade (L294p Neer)
|
een vertoon van grootheid [kasgenade, geneuk, paret] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23382 |
preekstoel |
preekstoel:
praekstool (L294p Neer)
|
De preekstoel [preek-, prèèk-, predichsjtool?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20667 |
preisoep |
poorsoep:
Syst. WBD
paorsoep (L294p Neer, ...
L294p Neer)
|
Preisoep (Poorsop?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
22687 |
prent(je) |
heiligje:
heileske (L294p Neer),
prent(je):
printje (L294p Neer)
|
Een plaatje, prentje, afbeelding [beeldeke]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
19333 |
pret, schik |
lol:
loll (L294p Neer),
plezier:
plezeer (L294p Neer)
|
een gevoel van vrolijkheid en blijdschap waaraan men duidelijk uiting geeft [plezier, pret, lol, schik] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19334 |
pretmaker |
lollige mens:
eine lollige miens (L294p Neer),
plezierige mens:
eine plezeerige miens (L294p Neer)
|
de persoon die altijd zorgt voor vrolijkheid en pret [pallieter, kadul] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19335 |
prettig |
aardig:
aardig (L294p Neer)
|
pret, genoegen verschaffend of veroorzakend; aangenaam [pertig, prettig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20462 |
preuts |
kwezelachtig:
kwezelechtig (L294p Neer)
|
preuts; overzedig, gemaakt eerbaar [preuts, prude] [N 86 (1981)]
III-2-2
|