28600 |
raten inkorten |
inkorten:
inkorten (L294p Neer)
|
Het opsnoeien van de raten door de imker bij korfteelt. Een drietal keren op verschillende tijden in het jaar moet dit korten van de raten gebeuren om het volk te beteugelen en het zwermen te verhinderen. [N 63, 80a]
II-6
|
20529 |
rauw |
groen:
greun (L294p Neer)
|
rauw; Hoe noemt U: Rauw, niet gekookt (groen, rauw) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
22338 |
ravotten |
ravotten:
revotte (L294p Neer)
|
Voor de grap met elkaar worstelen, ravotten, gezegd van kinderen [riepen, riepzakken, raggen, balkuinen, stoeien]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18868 |
razen en tieren |
te zeil gaan:
te seil gaon (L294p Neer),
tekeergaan:
te kair gaon (L294p Neer),
te koar gaon (L294p Neer)
|
luidruchtig uiting geven aan woede [razen, tieren, tekeergaan, tobben] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19120 |
razend van woede |
giftig:
giftig (L294p Neer),
giftkop:
giftkop (L294p Neer)
|
razend van woede, zeer woedend [dol, dul] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17902 |
recht vooruitstoten met de armen |
stuiken:
stōēke (L294p Neer)
|
stoten: met de armen recht vooruit stoten [stuike] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17674 |
rechte, vormeloze benen |
rechte benen:
rechte bein (L294p Neer)
|
benen: rechte, vormloze benen [mok-, motbeene] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
33764 |
rechterkant van het paard |
van de hand:
van dǝ hantj (L294p Neer)
|
Tegenovergestelde kant van de plaats waar de voerman gaat. [N 8, 9 en 10]
I-9
|
24975 |
rechtop |
fiks:
fiks (L294p Neer),
flink:
flink (L294p Neer)
|
rechtopstaand, recht omhoog staand [fiks] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18961 |
rechtvaardig |
rechtvaardig:
(ê).
rechtvaerdig (L294p Neer)
|
handelend naar recht en billijkheid, rechtvaardig [gerecht, gerechtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|