20846 |
rozijn |
rozijn:
eigen spellingsysteem
reziene (L294p Neer)
|
Een gedroogde druif (rozijn, serzijn). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
17640 |
ruggengraat |
ruggengraat:
röggegraot (L294p Neer)
|
rug: ruggegraat [ruggestrang, ruggegraat] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17641 |
ruggenwervel |
rugwervel:
rökwervel gebraoke (L294p Neer)
|
[N 10 (1961)]
III-1-1
|
33989 |
rugnet |
vliegengaren:
[vliegengaren] (L294p Neer)
|
Vliegennet dat over de rug van het paard wordt gehangen. Een groot aantal opgaven zijn benamingen voor het vliegennet in het algemeen. Zie voor de fonetische documentatie het lemma Vliegennet [JG 1a; N 13, 83c]
I-10
|
32578 |
ruige mest |
ruw mest:
ruu̯ [mest] (L294p Neer),
ruwe mest:
rū(u̯)ǝ [mest] (L294p Neer)
|
Ruige mest is mest die pas uit de stal is gekomen en daarom nog onverteerd stro bevat. Deze mest vormt aanvankelijk de boven- of buitenlaag van de mesthoop, die o.i.v. zon en wind gemakkelijk verdroogt. Hij heeft daarom ook (nog) niet de kwaliteit van de in het vorige lemma bedoelde mest, die langer en dieper in de mesthoop heeft gezeten. De plaatselijke varianten van [mest [N M, 10b; N 11, 27 add.; N 11A, 4b; JG 1a + 1b add.; div.]
I-1
|
22380 |
ruilen (als spel) |
hoetelen:
WNT: hoetelen, (zeldzaam) hoedelen, [...] 5. ruilen, tuitelen.
hoetele (L294p Neer),
koetelen:
koetele (L294p Neer)
|
Het spel waarbij men voorwerpen met elkaar ruilt [ruilen, koetelen, tuilen, toesen, tuisen, mangelen, tuitelen, paarden]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
33435 |
ruimte waar men stro hakselt en bewaart |
hakselhok:
hɛksǝlhǫk (L294p Neer),
strozolder:
štrōzø̜ldǝr (L294p Neer)
|
Het stro dat als veevoer wordt gebruikt, wordt gehakseld (in stukken gesneden) en bewaard in een speciaal daartoe ingerichte "hakselbewaarplaats", of ergens waar toevallig plaats is (meestal in de schuur). Zie ook aflevering I.4, paragraaf 6.4 (blz. 149) over het snijden van het stro. Een aantal benamingen betreft niet de ruimte in de zin van een vertrek, maar een kist, bak of ton waarin het stro gehakseld dan wel het haksel bewaard wordt. De bewerkingen, hakselen, snijden en bewaren, worden in het lemma weerspiegeld. Opgaven als "in de schuur" of "in het kafhuis" zijn hier niet gehonoreerd. [N 5A, 72a en 72b; div.; monogr.]
I-6
|
25115 |
ruisen (van de wind) |
ruisen:
roesse (L294p Neer)
|
het geluid dat een stroom van lucht of een vloeistof maakt bij het gaan door of schuren langs iets of in zijn baan [ruisen, ruizelen, reuzelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24847 |
ruisen van bladeren |
ruisen:
eigen spellingsysteem (ss)
roese (L294p Neer)
|
Het ruisen van bomen (ruisen, ruizelen, reuzelen, snirsen). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
17885 |
ruk |
smak:
sjmak (L294p Neer),
trek:
trek (L294p Neer)
|
Ruk: snelle korte beweging waardoor iets of iemand met een schok van zijn plaats wordt getrokken (ruk, snuk, snoek). [N 84 (1981)]
III-1-2
|