21292 |
ruzie |
herrie:
herrie (L294p Neer),
ruzing:
ruzing (L294p Neer)
|
een luidruchtige woordenstrijd, onenigheid die door praten of schreeuwen tot uitdrukking komt [ruzie, ravelleke, poepelderij, kadij, twist, ruzing, kerwel, actie, piekenpoek] [N 85 (1981)] || ruzie maken [kakelen, puken] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21291 |
ruzie maken |
ruzing maken:
ruzing maake (L294p Neer)
|
ruzie maken [kakelen, puken] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21799 |
ruziën |
te zeil gaan:
te zeil gaon (L294p Neer)
|
ruzie maken en daarbij gebruik maken van handen, armen en benen [kempen, kebberen, vechten] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21081 |
sabbelen |
knauwelen:
knauwele (L294p Neer),
zoebelen:
zoebéle (L294p Neer)
|
sabbelen, bijv. op een grassprietje [sebbele, zabbere, zeewere] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
23425 |
sacramentshuisje |
tabernakel (<lat.):
tebernakel (L294p Neer)
|
Het sacramentshuisje, een vrijstaande of in de muur uitgespaarde kast waarin de geconsacreerde Hosties bewaard worden. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23321 |
sacristie |
sacristie:
sakristie (L294p Neer)
|
Het tegen de kerk aangebouwde vertrek of gebouwtje, waar de priester en de dienaren zich voor de dienst gereedmaken [gerfkamer, sakristij, sacristie?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
24682 |
sap in planten |
sap:
eigen spellingsysteem
saap (L294p Neer)
|
Het vocht dat zich in planten of plantendelen bevindt of eruit verkregen is (sap, tocht). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33584 |
sap van een vrucht |
sap:
eigen spellingsysteem
saap (L294p Neer),
saop (L294p Neer)
|
Het sap van een vrucht (sap, tocht). [N 82 (1981)] || Het vocht dat zich in planten of plantendelen bevindt of eruit verkregen is (sap, tocht). [N 82 (1981)]
I-7
|
21025 |
savooiekool |
savooiekool:
sevoaje koal (L294p Neer),
savooiemoes:
sevôâje moos (L294p Neer)
|
[N Q (1966)]savooie kool als gerecht [N Q (1966)]
I-7, III-2-3
|