24481 |
struik (alg.) |
struik:
eigen spellingsysteem
sjtroek (L294p Neer)
|
De plant met een stengel die zich reeds vanaf de grond in min of meer stevige, veelal houtige takkn verdeelt (struik, buis, hucht, bos, horst, pol). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
17851 |
struikelen |
struikelen:
sjtruukele (L294p Neer),
uitlitsen:
oetlitse (L294p Neer)
|
Struikelen: vallen of bijna vallen door met de voet tegen iets aan te stoten of door een misstap (struikelen, strommelen, stronkelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24834 |
stuifmeel |
stuifmeel:
stuifmeel (L294p Neer)
|
Het eiwitten- en vettengedeelte van het bijenvoedsel. Het wordt door de haalbijen uit de mannelijke geslachtsceldragers van een plant gehaald. [N 63, 43a; Ge 37, 143]
II-6
|
28541 |
stuifmeelkrans |
stuifmeelrand:
stuifmeelrand (L294p Neer)
|
De groep cellen op een raat waarin het stuifmeel wordt opgeslagen. [N 63, 46b]
II-6
|
25138 |
stuifsneeuw |
jaagsneeuw:
jaagsnie-e (L294p Neer)
|
fijne stuifsneeuw, poolsneeuw [snipper- snipsneeuw] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
22362 |
stuiken |
stuiken:
sjtoeke (L294p Neer)
|
Knikkers in een kuiltje gooien [stoeken, stuiten]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18061 |
stuipen |
begaving:
begaoving (L294p Neer),
begaoving hubbe/kriege (L294p Neer),
stuipen:
stjuupe (L294p Neer)
|
stuipen: De stuipen hebben: een aanval van stuipen hebben (spinneweven, spinnevoeten, stuiptrekken, in de gaven liggen). [N 84 (1981)] || stuipen: Plotselinge spiersamentrekkingen, vaak samen met bewustloosheid; stuipen (stuipen, gaven, convulsies). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17642 |
stuitbeen |
staartknookje:
stértknèùkske (L294p Neer)
|
stuitbeen [gatschenk, stietje, startschroef] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25198 |
stuiven van droog zand of stof |
stuiven:
’t stūūftj (L294p Neer)
|
beginnen te stuiven (er waait droog en fijn zand rond bij winderig weer] [stieven, smoren, mouwen, stobberen, stubbelen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
21377 |
stuiver |
stuiver:
stuuver (L294p Neer)
|
stuiver, een ~ [5-centstuk] [stuiver, nikkel?]. Is er verschil in benaming tussen de oude nikkelen en de nieuwe bronzen stuiver? [N 21 (1963)]
III-3-1
|