28518 |
tuter |
tuter:
tuter (L294p Neer)
|
Koningin die pas de moercel verlaten heeft en tutend antwoordt op het gekwaak van de koninginnelarven die nog in de dichte moercel zitten. [N 63, 33b; N 63, 32a]
II-6
|
21626 |
twee frank |
twee frank:
twiëe frang (L294p Neer)
|
2 franc, een ~ (van zilver) [N 21 (1963)]
III-3-1
|
23251 |
tweede luiden voor de mis |
trumpen:
trumpe (L294p Neer)
|
Het luiden van de klokken op zondag een half uur en/of een kwartier vóór de aanvang van de vroegmis, de hoogmis, het lof of de vespers. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
21619 |
twintig frank |
twintig frank:
twinjtig frang (L294p Neer)
|
20 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20758 |
uienpannenkoek |
ajuinenkoek:
Syst. WBD
ooiekook (L294p Neer),
oojekook (L294p Neer)
|
Pannekoek met in schijven gesneden uien (oojekook?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33788 |
uier |
uier:
yi̯ǝr (L294p Neer),
ȳi̯ǝr (L294p Neer),
ȳǝr (L294p Neer, ...
L294p Neer)
|
[JG, 1b; A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a en 39b]De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.] || Uier, alle tepels samen. [N 19, 19b; JG 1a, 1b]
I-11, I-12, I-9
|
24260 |
uil |
uil:
uul (L294p Neer)
|
uil [Weijnen EB 16 (1950)]
III-4-1
|
28621 |
uit de rij zetten |
omzetten:
omzetten (L294p Neer)
|
De korven een meter voor de stal zetten. Door de korven uit de rij te zetten kan men het zwermen van zwermachtige volken ook verhinderen. De meeste vliegbijen komen bij de zwakkere buren terecht. Hierdoor moeten de zwermzuchtige bijen eerst nieuwe vliegbijen zien te krijgen om weer te kunnen zwermen. Vergelijk het lemma Koud Zetten. [N 63, 96a; monogr.]
II-6
|
18896 |
uitblinken |
uitblinken:
oetblinke (L294p Neer)
|
schitteren boven iets of iemand anders, bijzonder begaafd zijn [uitstek zijn, uitblinken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|