21584 |
vruchtgebruik |
tocht:
tocht (L294p Neer)
|
het recht om levenslang gebruik te maken van een anders goed [tocht, bij leven] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24965 |
vuil in sloten |
todder:
(Rhône).
taoter (L294p Neer)
|
vuil, stro of zeewier in sloten of tegen dijken [geffeling, eek, vlot, lies, drift, geffel, gaf, bras, reek, deek] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
17658 |
vuist |
vuist:
voest (L294p Neer)
|
vuist [N 10 (1961)]
III-1-1
|
19813 |
vuurtang, sinteltang |
vuurtang:
vø̄rtaŋ (L294p Neer)
|
vuurtang [N 05A (1964)]
III-2-1
|
25125 |
waaienx |
waaien:
wéje (L294p Neer)
|
waaien [N 22 (1963)]
III-4-4
|
20126 |
waaks |
waaks:
ideosyncr.
waaks (L294p Neer)
|
Hoe noemt u goed, ijverig waken, gezegd van een hond (gewarig, waaks, waakzaam) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
18860 |
waarderen |
estimeren:
(estimer fr.).
ekstemeere (L294p Neer)
|
op de juiste of op hoge waarde schatten, op prijs stellen [waarderen, tellen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21457 |
waarschuwen |
manen:
Van Dale: IV. manen, 1. (iem.) met aandrang herinneren aan een verplichting, hem opwekken tot het vervullen ervan, m.n. tot betaling.
maane (L294p Neer),
waarschuwen:
waarsjuwe (L294p Neer)
|
het attent maken op gevaar of nadeel dat men door een bepaalde oorzaak zou kunnen ondervinden [vermaan, waarschuwing] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
20440 |
wachthouden bij een dode |
waken:
waake (L294p Neer)
|
wachthouden bij een dode [waken] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
20740 |
wafel |
wafel:
Syst. WBD
waofel (L294p Neer, ...
L294p Neer)
|
Wafel [N 16 (1962)]
III-2-3
|