21267 |
woord |
woord:
wô.rt (L294p Neer)
|
woord [RND]
III-3-1
|
21014 |
wormstekig |
liesje met de kont:
eigen spellingsysteem liesje met de kond
lieske mitte kondj (L294p Neer),
lieske mette kond:
eigen spellingsysteem liesje met de kond
lieske mitte kondj (L294p Neer)
|
Door wormen aangetast, gezegd van fruit (wormstekig, gemaaid, vermaaid, verpielt, meutelig, maaistekig, maaisteek). [N 82 (1981)]
I-7, III-2-3
|
22430 |
worstelen |
worstelen:
worstele (L294p Neer)
|
De tak van krachtsport waarbij het doel is de tegenstander door bepaalde grepen en bewegingen op de grond te werpen [zo dat zijn schouders de grond raken] [worstelen, borstelen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20709 |
worstenbroodje |
worstenbroodje:
Syst. WBD
worstebrûûtje (L294p Neer)
|
Worstebroodje (sezijzebreudje?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
25766 |
wort |
wort:
wort (L294p Neer)
|
De hoofdwort of nawort die in de hopketel met hop enlof bierkruiden gekookt is. Volgens de invuller uit P 180 is deze vloeistof reeds bier dat nog moet gisten. Ook het woordtype "bier" (L 290, L 387, Q 99) duidt hierop. [N 35, 50; monogr.]
II-2
|
24500 |
wortel (alg.) |
wortel:
eigen spellingsysteem
wortel (L294p Neer)
|
Het gedeelte van een plant, boom, dat in de grond zit en dat het voedselhoudende water opneemt (wortel, doel). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
20733 |
wortelenvlaai |
moerenvla:
Syst. WBD
maoreflaa (L294p Neer)
|
Vla met vulling van wortelen [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33563 |
worteltje |
hofmoortjes:
hoafmearkes (L294p Neer)
|
De kleine soort penen die men in de moestuin kweekt [N Q (1966)]
I-7
|
25752 |
wortketel |
brouwketel:
brǫwkę̄tǝl (L294p Neer)
|
De ketel waarin men het aftreksel van mout en water kookt met hop. Volgens de correspondent uit Q 99 was de ketel vervaardigd uit rood koper. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''koken''. [N 35, 30; monogr.]
II-2
|
25777 |
wortkoeler |
gärmeester:
kɛrmęjstǝr (L294p Neer)
|
Arbeider die belast is met het koelen van wort. [N 35, 58d]
II-2
|