25313 |
centiare, maat van 1 m2 |
centiare:
sentiaare (L294p Neer)
|
de maat die een oppervlakte aangeeft van 1 vierkante meter [centiare, centiaar] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20837 |
cervelaatworst |
droogworst:
druugwors (L294p Neer)
|
droogworst [N 06 (1960)]
III-2-3
|
18824 |
chagrijn |
chagrijn:
sjegrijn (L294p Neer)
|
een knagend, afgunstig en mismoedig makend verdriet [chagrijn, chagrijnigheid] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20545 |
cichorei |
sokkerij:
sökkerei (L294p Neer),
suikerij:
sökkerei (L294p Neer)
|
cichorei; Hoe noemt U: Surrogaat of smaakverbeterend middel voor koffie gemaakt van de wortel van een bepaalde plant die gemalen en geroosterd wordt (cichorei, cikorei, suikerij, suikeraai, sekraai, bitter, Gemertse koffie) [N 80 (1980)]
I-7, III-2-3
|
22686 |
circus |
cirque (fr.):
sirk (L294p Neer),
paardjesspel:
paerdjessjpeel (L294p Neer)
|
Een tent waarin allerlei artiesten optreden zoals clowns, dresseurs met hun dieren, akrobaten etc. [circus, sirk, paardenspel, hittenspel]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
25000 |
cirkel, kring |
cirkel:
sirkel (L294p Neer),
ring:
rink (L294p Neer, ...
L294p Neer)
|
de gesloten kromme lijn in een plat vak waarvan de punten alle op eenzelfde afstand liggen van één punt; het ingesloten vlak [kring, ring, cirkel] [N 91 (1982)] || een cirkelvormig voorwerp [ring, kring] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24406 |
cocon |
pop:
ideosyncr.
pŏppe (L294p Neer)
|
Hoe noemt u een vlinder in omhulsel [N 83 (1981)]
III-4-2
|
23418 |
communiebank |
communiebank:
communiebank (L294p Neer)
|
De balustrade aan de voet van het priesterkoor, waaraan de gelovigen de communie ontvangen [communiebank?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23419 |
communiekleed |
communiedoek:
communiedouk (L294p Neer)
|
Het kleed, de doek daarover [communiekleed, communiedoek]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
32598 |
compost |
compost:
kǫmpǫs (L294p Neer),
stratendrek:
štrǭtǝndrɛk (L294p Neer)
|
Van de termen die onder de titel compost in dit lemma verenigd zijn, hebben er sommige duidelijk betrekking op de fijngemaakte compostachtige meststof, zoals die uit afval van de weide, de boomgaard, het erf bereid werd en over de weide werd gestrooid, terwijl andere meer wijzen op het moderne product van een vuilverwerkings- of composteringsbedrijf. Het eerste deel van het lemma bevat voornamelijk benamingen voor weidemest. [N 11, 22 + 27 add.; N 11A, 4d + 38 + 39; N M, 10c; monogr.]
I-1
|