18101 |
eczeem |
worm:
worm (L294p Neer)
|
Eczeem: jeukende huiduitslag met blaren, roodheid, vochtafscheiding, korsten en schilfers (zilt, haarworm). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24436 |
eekhoorn |
eekhoorntje:
eikeurke (L294p Neer),
eikhŭurke (L294p Neer)
|
eekhoorn [Roukens 03 (1937)]
III-4-2
|
18116 |
eelt, eeltknobbel |
zwel:
zweel (L294p Neer)
|
eelt, eeltknobbel [zweel, zweil, weer, jelt] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
33803 |
eeltwrat, zweelwrat |
zweelwrat:
zwelvrat (L294p Neer)
|
Wratvormige uitwassen (zweel = eelt) binnenwaarts aan de hoofdschenkels van voor- en achterpoten. Ze zijn, net als de vingerafrukken bij de mens, volkomen individueel. Men veronderstelt dat ze overblijfselen van een extra teen of aanhangsel zijn. Zie afbeelding 2.27. [A 4, 2e; L 20, 2e; N 8, 32.1, 32.3, 32.4, 32.13, 32.15 en 32.16]
I-9
|
18942 |
een aanmerking maken |
aftroeven:
cf. WNT s.v. "troeven"6b (fig.) iemand een snedig en afdoende antwoord geven, op zijn plaats zetten, scherp terechtwijzen etc.
aaftroeve (L294p Neer),
voor schut zetten:
veur sjut zétte (L294p Neer)
|
iemand een afkeurende opmerking geven [struffen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
28512 |
een baard maken |
bloeien:
bloeien (L294p Neer)
|
Het vormen van een tros bijen rond het vlieggat tegen de ingang en soms aan de randen van de vliegplank. Het is een voorteken tot zwermen. Een splitsing van het volk is op komst. Daarom gaan de werksters alvast bij duizenden rond het vlieggat hangen, poot-in-kaak. Ook tal van haalbijen sluiten zich bij de tros of baard aan, wachtend op het moment van uitzwermen. [N 63, 30a]
II-6
|
19294 |
een berisping krijgen |
uitgeschobd krijgen:
oetgesjoeptj kriege (L294p Neer),
uitgeschobd worden:
oetgesjoeptj weure (L294p Neer)
|
een sterke berisping [uitschijter, schrobbering, schoefeling] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21811 |
een bevel opvolgen |
luisteren:
loestere (L294p Neer)
|
een bevel opvolgen [pareren, luisteren, gehoorzamen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
20505 |
een borrel drinken |
proeven:
preuve (L294p Neer)
|
jenever drinken; Hoe noemt U: Jenever drinken (proeven, likken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20941 |
een boterham smeren |
een boterham smeren:
ən bu̞tram šmēͅrə (L294p Neer)
|
smeren [RND]
III-2-3
|