id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
24313 | engerling, larve van de meikever | spekworm: spekworem (Neer) | engerling, larve van de meikever die aan gras- en plantenwortels vreet [N 26 (1964)] III-4-2 |
33605 | enten | loten: loͅtə (Neer) | [RND 08] I-7 |
19013 | er heet aan toegaan | kraken: ut kraaktj (Neer), spannen: het spant er (Neer), ut sjpentjer (Neer) | er heet aan toegaan, er heftig aan toegaan [spannen] [N 85 (1981)] III-1-4 |
22433 | ereboog | boog: boag (Neer), poort: port (Neer) | Een boog opgericht over iemands weg als eerbewijs, bijv. bij een feest [boog, triumf, toog]. [N 88 (1982)] III-3-2 |
33610 | erf | plaats: plāts (Neer), toeplaats: tuplāts (Neer) | I-7 |
20217 | erfenis | erfenis: ërfenis (Neer) | het geheel van wat iemand van een overledene krijgt [erfenis, erf] [N 89 (1982)] III-3-1 |
20300 | erfgenaam | erfgenaam: erfgename (Neer) | degene die een erfenis of een gedeelte daarvan krijgt [erfgenaam, erf] [N 89 (1982)] III-3-1 |
18837 | ernstig | gemeend: gemeindj (Neer), serieus: sejeus (Neer) | van ernst vervuld [serieus, menens, ernstig] [N 85 (1981)] III-1-4 |
33579 | erwten- of bonenranken | ranken: reng (Neer) | [N Q (1966)] I-7 |
21854 | etalage | raam: raam (Neer), ruit: roet (Neer) | de grote winkelruit waarachter men zijn waren uitgestald heeft [vitrine, etalage] [N 89 (1982)] III-3-1 |