20949 |
gist |
gist:
gęs (L294p Neer)
|
Door het feit dat de vragen niet alle even genuanceerd waren gesteld, komen er woorden voor die zowel moderne droge gist als natte gist als zuurdeeg aanduiden. Het zuurdeeg blijkt volgens sommige informanten (L 291, Q 35) voor het bereiden van zwartbrood of roggebrood gebruikt te worden, terwijl de gist of "heffe" voor witbrood wordt aangewend. [N 29, 22; LB 2, 234; monogr.; JG 1b, add.; S 10; L 1a-m; L 2, 21a; Gi; A 22, 2]
II-1
|
21020 |
gisten |
gisten:
gisten (L294p Neer)
|
Het chemisch proces dat zich afspeelt tijdens de hoofdgisting. Volgens de invuller uit Q 99 duurt het eigenlijke gisten 3 à 4 dagen. De zegsman uit L 210 vermeldt dat de boven-gisting geschiedt bij 16 tot 18 graden Celsius. [N 35, 68; monogr.]
II-2
|
25797 |
gistkuip |
gistkuip:
geskȳǝp (L294p Neer)
|
De kuip waarin men de wort bij de hoofdgisting laat gisten. De invuller uit L 250 merkt op dat men vroeger 14 à 15 gistkuipen bezat, terwijl men tegenwoordig werkt met 7 à 8 stuks. In Q 101 gebruikte men vroeger houten, later roestvrijstalen kuipen. [N 35, 61; N 35, 62; monogr.]
II-2
|
25816 |
gistruimte |
gistkelder:
gestkɛldǝr (L294p Neer)
|
De ruimte waar de hoofdgisting plaatsvindt. [N 35, 85; monogr.]
II-2
|
18687 |
glacé |
leren haas:
lèère haose (L294p Neer)
|
handschoenen van glanzend leer, glacés [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33739 |
gladde ijzerdraad |
gladde draad:
glātǝ drǭt (L294p Neer)
|
Het gladde ijzerdraad waarmee men weiden omheint. [N M, 6a; N M, 6b; Vld.; monogr.]
I-8
|
23380 |
glas-in-loodraam |
glas-in-loodraam:
glaas in loeedraam (L294p Neer)
|
Een glas-in-loodraam. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20556 |
glazig |
glaasderig:
glaasderíg (L294p Neer)
|
glazig; Hoe noemt U: Hard en doorschijnend, gezegd van aardappelen (schier, glazerig) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
29571 |
gleiswerk |
aardewerk:
ē̜rdǝwęrk (L294p Neer)
|
Geglazuurd aardewerk. Het woordtype faïence (Q 156) is van toepassing op geglazuurd en geschilderd aardewerk, oorspronkelijk afkomstig uit Faënza, later naar voorbeeld hiervan ook elders vervaardigd. [N 20, 5; L 35, 78; monogr.]
II-8
|
22376 |
glijbaan |
litsbaan:
litsbaan (L294p Neer)
|
Het speeltuig (vooral in speeltuinen) waarbij men langs een gladde baan van een platform naar beneden kan glijden [glijbaan, borsie, ritsbaan, roetsjbaan]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|