24122 |
blauwe reiger, reiger |
reiger:
reiger (Q019a Neerbeek)
|
reiger (91 bekende vogel; grijs; hangkuif, donkere borstveren; algemeen langs het water; broedt in enkele kolonies in hoge bomen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
20686 |
blinde vink |
blinde vink:
Syst. WBD
blènj vènke (Q019a Neerbeek, ...
Q019a Neerbeek)
|
Opgerold kalfslapje met vulsel (blin vinke, muisje zonder kop?) [N 16 (1962)] || Opgerolde, met gehakt gevulde kalfsborst (kalfsboog, boog?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
17683 |
bloed |
bloed:
blood (Q019a Neerbeek)
|
bloed [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20693 |
bloedworst |
bloedworst:
Syst. WBD
bloodwoosj (Q019a Neerbeek)
|
Bloedworst (bulling?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20718 |
bloem |
bloem:
blōm (Q019a Neerbeek),
Syst. WBD
bloom (Q019a Neerbeek)
|
Bloem bestaat uit het inwendige van de korrel, de meelkern, en is wit tot grauw van kleur. In verband met het onderscheid tussen ''meel'' en ''bloem'' (zie de toelichting bij het lemma ''gemalen en gezuiverd graan'') zijn de opgaven die op het begrip "meel" duiden zoals roggemeel, tarwe, tarwemeel uit dit lemma overgebracht naar het lemma ''gemalen en gezuiverd graan''. Ten aanzien van het woordtype "patent" zij opgemerkt dat de patentbloem komt uit het hart van de meelkern wiens kleur mooi wit is (Schoep blz. 12). De graad van fijnheid wordt aangegeven door "0" (zero). Hoe meer zero''s, hoe fijner de bloem. [N 29, 15c; N 29, 14b; N 29, 14a; N 16, 80; N 29, 16] || Bloem van het meel (bloem, dons, blom, blons?) [N 16 (1962)]
II-1, III-2-3
|
29573 |
bodem |
bodem:
bǭm (Q019a Neerbeek)
|
De uit planken bestaande bodem van de bak van de kar, wagen of kruiwagen. [N 17, 23 + 45; N 18, 99; N G, 53d; JG 1a; monogr.]
I-13
|
20681 |
boerenkool |
groen moes:
Syst. WBD
greunmoos (Q019a Neerbeek)
|
Boerenkool (boeremoes?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20682 |
boerenkoolstamppot |
groen moes:
Syst. WBD
greunmoos (Q019a Neerbeek)
|
Stamppot van aardappelen en boerenkool [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20728 |
boerenvlaai |
vla:
Syst. WBD
vlaa (Q019a Neerbeek)
|
Grote boerenvla (vlaam?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24123 |
boerenzwaluw, zwaluw |
zwarbel:
zjwarbel (Q019a Neerbeek)
|
boerenzwaluw (19 roodachtig keeltje; zeer puntige vorkstaart; nest van klei en sprietjes binnenin een schuur [N 09 (1961)]
III-4-1
|