e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerbeek

Overzicht

Gevonden: 1219
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ijsvogel ijsvogel: iesvogel (Neerbeek) ijsvogel (16,5 schitterend blauwgroen boven, steenrood onder; vliegt snel over beek, sloot en langs ven; broedt in gat in steile over; vangt visjes; vrij zeldzaam [N 09 (1961)] III-4-1
ijzeren gaffel, oogstgaffel gaffel: gafǝl (Neerbeek) Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.] I-3
in de schil gekookte aardappelen uilenmannetjes: Syst. WBD  ūūleménkes (Neerbeek), zwelmannetjes: Syst. WBD  zjwèlménkes (Neerbeek) In de schil gekookte aardappelen (zwelmennekes?) [N 16 (1962)] III-2-3
ingewanden darmen: derm (Neerbeek), ingewand: ingewanjt (Neerbeek) ingewanden [N 10a (1961)] III-1-1
inkuilen inkuilen: enkule (Neerbeek) De aardappelen worden met de slagkar van het veld naar de boerderij vervoerd en daar op een droge plaats voorlopig opgeslagen om uit te wasemen. Vroeger gebeurde dit in de kelder onder de bakoven (zie aflevering I.6 over de bedrijfsgebouwen van de boerderij). Tegen de winter worden de aardappelen ingekuild, dat wil zeggen in een aardappelkuil of -groeve gestort. De algemene benamingen voor deze handeling staan in dit lemma bijeen. Zie verder het lemma Aardappelkuil, -Groef. [N 12, 28; JG 1a, 1b; S 16; monogr.; add. uit N 12, 29; L 1, a-m; S 19] I-5
inleggen (in een voor) leggen: lęgǝ(n) (Neerbeek) Voor de fonetische documentatie van de typen poten en planten zie het lemma Poten; het verspreidingsgebied van zetten in dit lemma komt niet overeen met dat in het lemma Poten; het type is hier dan ook gedocumenteerd. [N 12, 11; JG 1a, 1b; monogr.] I-5
jaargetijde gestichte jaardienst: gestichte jaordeens (Neerbeek), jaargetijd: jaorgetied (Neerbeek) Een mis op de verjaardag van iemands overlijden, jaardienst, jaargetijde, jaargedachtenis [jörgentij, joaërgedechnis?]. [N 96B (1989)] III-3-3
jammer jammer: ⁄t is jao:mer (Neerbeek), zonde: ⁄t is zunj (Neerbeek) jammer [zund] [N 07 (1961)] III-1-4
jeuk jeuk: jeuk (Neerbeek), jeu‧k (Neerbeek) jeuk [N 07 (1961)] || jeuk [öksel, jukt, ukt] [N 10a (1961)] III-1-2
jeuken jeuken: t begint te jeuken (Neerbeek) jeuken, het begint te jeuken [öksele, euke, juike, juuke] [N 10 (1961)] III-1-2