23259 |
angelusklok |
angelusklokje:
angelusklökske (Q019a Neerbeek)
|
De kleine klok waarmee het angelus wordt/werd geluid. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20638 |
appelbol |
krollebol:
Syst. WBD
krollebol (Q019a Neerbeek)
|
Appelbol (krollebol, kokkerebol, kollemol, zomerbroodje, appelbol, appelbroodje, ballebuuze?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20698 |
appelmoes |
appelmoes:
Syst. WBD
appelmoos (Q019a Neerbeek)
|
Appelmoes (appelpommee?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20744 |
appeltaart |
appeltaart:
Syst. WBD Met kruiselings reepjes van deeg over.
appeltoort (Q019a Neerbeek)
|
Appeltaart (tartepom?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20753 |
appeltaartje |
appeltaartje:
Syst. WBD
appelteurtje (Q019a Neerbeek)
|
Appeltaartje (tartepumke, toeslaag?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
32877 |
arend van de zeis |
ang:
hãŋ (Q019a Neerbeek)
|
Het blad van de zeis loopt aan de zijde waar het met de steel verbonden is uit in een smal, vaak extra verstevigd, stukje staal, de arend, dat tegen de steel van de zeis aanligt en door middel van de zeisring daaraan wordt vastgemaakt. Aan het uiteinde is de arend voorzien van een nokje dat in een gat in de steel wordt gestoken of geslagen; soms zijn er twee dergelijke nokjes (vergelijk het woordtype dobbelang). Voor de hoek die de arend met het zeisblad maakt, en het belang hiervan voor een goede "voering" van de zeis, zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. Zie afbeelding 5, nummer 1. [N 18, 68a; JG 1a, 1b; A 4, 28c; A 14, 1; L 20, 28c; L 45, 1; monogr.]
I-3
|
23355 |
armenbanken |
armenbanken:
ermebenk (Q019a Neerbeek)
|
De banken achter in de kerk, die niet werden verpacht [gemeine banken, vrije banken, ermebanke, vrije plaatsen?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
25055 |
armvol |
armvol:
enne hervel höj (Q019a Neerbeek),
enne érm vol höj (Q019a Neerbeek)
|
armvol hooi [ennen erval hoj] [N 07 (1961)]
III-4-4
|
32672 |
asblok |
asblok:
as˱blok (Q019a Neerbeek)
|
Houten blok met aan de onderzijde een gleuf waarin de metalen as bevestigd wordt, ter versteviging van de as. Zie verder ook WLD I.1 voor het asblok van de ploeg. [N 17, 40 + 44j + 50b + 51; N G, 48a; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 2b; monogr.]
I-13
|
23780 |
askruisje |
askruisje:
esjkrutske (Q019a Neerbeek)
|
Het Askruisje [assekrüske, esjekruuts]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|